Een Koopman dreef zijn Ezel, met een zware lading zout, van de kust naar huis.
Hij kwam bij een rivier die werd doorkruist door een ondiepe doorwaadbare plaats.
Ze waren deze rivier al vele malen, zonder ongelukken, overgestoken.
Maar deze keer gleed de Ezel halverwege uit.
Toen de Koopman hem eindelijk overeind kreeg, was veel van het zout gesmolten.
Blij verheugd merkte de Ezel dat zijn last veel lichter was geworden.
Hij bracht die dag zijn reis vrolijk ten einde.
De volgende dag ging de Koopman nog een lading zout halen.
Op weg naar huis liet de Ezel zich met opzet in het water vallen en ontdeed zich van het grootste deel van zijn last. Hij herinnerde zich nog goed wat er de dag ervoor met de last gebeurd was, bij de doorwaadbare plaats….
De boze Koopman draaide zich onmiddellijk om en dreef de Ezel terug naar de kust.
Daar laadde hij twee grote manden met sponzen op zijn rug.
Bij de doorwaadbare plaats liet de Ezel zich weer omvallen.
Maar toen hij overeind krabbelde, was het een zeer troosteloze Ezel die zich naar huis sleepte. Zijn last was nu tien keer zwaarder dan voorheen. Sponzen, volgezogen met water, zijn namelijk heel zwaar!