De Strijd van Kikkers en Muizen

In de tijd, dat dieren nog konden praten, regeerde in het land van de kikkers Koning Blaaskaak. Toen het zomer werd, gaf deze koning eens een groot feest. Prachtig aangekleed ging men in een grote optocht naar het feestterrein. Voorop ging Koning Blaaskaak met zijn vrouw Hoepsa en de kinderen. De koning opende het feest met een mooie toespraak en daarna begonnen er verschillende wedstrijden.

In het riet zaten de beroemdste zangers en zij zongen om het mooist, terwijl de andere feestvierders de muggendans dansten. Terwijl allen druk feest vierden, kwam er opeens een klein kikker jong aanhollen, die hijgend vertelde dat er uit het naburige bos vijf vreemde kleine mannetjes waren aangekomen, die nu aan de oever van het meer zaten. En ze waren zo vreselijk dronken, dat men bang werd dat ze het hele meer leeg zouden drinken.

Terstond liet Koning Blaaskaak zijn Generaal Groenrok opdraven en gaf hem bevel met tien soldaten naar de mannetjes te gaan. Waren het vijanden, dan moest hij ze gevangen nemen, maar waren het vrienden, dan moest hij ze als gasten uitnodigen op het feest. Zo vlug als de wind bracht men dit bevel ten uitvoer. De mannetjes schrokken hevig, toen ze door tien kikker soldaten werden omsingeld. Maar toen bleek dat ze in vrede kwamen, nodigden ze hen beleefd uit om deel te nemen aan de feestelijkheden.

Hierop antwoordde de voornaamste van de vreemdelingen: ‘Ik neem uw uitnodiging graag aan. Zeg daarom tegen uw koning, dat ik Snoepgraag, de muizen prins, met veel genoegen zal komen.’ Begeleid door de kikker soldaten kwamen de muizen heel deftig aangestapt en groetten met hun staarten. Zodra de muizen prins Koning Blaaskaak zag, zwaaide hij met zijn hoed en riep: ‘Leve Koning Blaaskaak!’

Dit viel ontzettend in de smaak bij de koning en hij vroeg de muizen prins of deze hem een en ander over zijn land en familie wilde vertellen. ‘Ik ben’, begon de muis te vertellen, ‘de jongste zoon van de Koning Knagelijn. De hoofdstad van ons land is Muizelina en ligt aan de andere kant van het bos. Velen van ons volk zijn gedood door onze vijanden, de katten, de uilen en de vossen.’

‘Ook wij’, viel Koning Blaaskaak hem in de rede, ‘zijn te water en te land niet zeker voor de vissen, de slangen en de ooievaars. Maar laten we aan die treurige dingen geen aandacht besteden. We zullen naar mijn kasteel gaan, dat aan de overkant van het meer ligt.’

‘Ik zou heel graag met u meegaan’, zei Snoepgraag, ‘maar ik kan niet zwemmen.’

‘O, als het niet anders kan, ga dan maar op onze rug zitten, dan komen we er wel.’

Zo gezegd, zo gedaan. De muizen gingen op de rug van de kikkers zitten en plons! Daar ging men te water. De muisjes voelden zich niet op hun gemak, maar wilden dat niet laten blijken. Uit het niets kwam er opeens een waterslang uit het water tevoorschijn! De kikkers, bang dat ze waren, dachten niet meer aan hun gasten en doken onder, zodat de muisjes verdronken.

In de tussentijd had Koning Knagelijn zijn zoon laten zoeken, want hij dacht dat Snoepgraag verdwaald was. Toen de muizenkoning hoorde dat zijn zoon was verdronken werd hij boos en nam zich voor de dood van Snoepgraag te wreken. Direct liet hij alle muizen weten, dat hij van plan was om tegen de kikkers ten strijde te trekken en stuurde bericht naar de kikkers. Toen Koning Blaaskaak dit hoorde, beval hij alle kikkers die in staat waren om te vechten binnen drie dagen naar de oever te komen. Toen het krijgsvolk bijeen was ging Blaaskaak in een prachtige outfit op zijn paard zitten en hield een mooie toespraak voor zijn leger.

Koning Knagelijn zag er ook schitterend uit in zijn wapenuitrusting en gouden kroon. Dapper vielen de beide legers elkaar aan, maar al spoedig begonnen de kikkers te wijken. Hun onbeklede lichamen waren te veel blootgesteld aan de schoten van de vijand. Midden in de strijd vielen de beide koningen elkaar aan en vochten verwoed.

Knagelijn viel en Blaaskaak nam hem de kroon af. Die belediging werd door de muizen gewroken met verschrikkelijke moorden. Blaaskaak werd zwaar gewond uit de strijd gedragen. En daar hij zijn manschappen zag vluchten, wilde hij zich op zijn zwaard storten, maar werd daarin verhinderd door vorst Scharenstein, de kreeft.

Deze bood hem en zijn volk hulp aan, indien hij zijn rijk terugkreeg, dat de kikkers hem jaren geleden hadden afgenomen. Met genoegen gaf Blaaskaak toestemming, en nu, met de hulp van het kreeften leger, dat in de oren en staarten van de muizen kneep, werd na een hardnekkige strijd het muizenleger op de vlucht gejaagd. Eindelijk werd er vrede gesloten. De muizen behielden hun rijk op het veld en de kikkers bleven meester in het water.


Downloads