De Kikkerkoning

Er was eens een koningsdochter die zich stierlijk verveelde. Zij nam toen een gouden bal en ging ermee het bos in. Midden in het bos ging ze zitten, wierp de bal in de hoogte en ving het weer op. Dat ging een hele tijd goed, totdat ze de bal zo hoog gooide dat ze hem niet meer kon vangen en de bal op de grond viel en het water in rolde. Verschrikt rende de prinses de bal na, maar de bal zonk snel en het water was te diep om de bal te pakken.

Toen de bal geheel en al verdwenen was, begon het het meisje huilend te roepen: ‘Ach! Mijn gouden bal! Had ik hem maar terug! Ik zou er alles voor geven, mijn kleren, mijn edelstenen, mijn parels en zelfs mijn gouden kroon.’ Toen ze dit had gezegd, stak er ineens een kikker zijn dikke kop uit het water en sprak: ‘Koningsdochter, waarom jammert u zo?’

de kikkerkoning sprookje

‘Ach’, zei ze, ‘jij lelijke kikker, hoe kun jij mij nou helpen? Mijn gouden bal is daar bij jou in het water gevallen.’ De kikker antwoordde: ‘Uw kleren, uw edelstenen, uw parels en uw gouden kroon interesseren mij niet, maar als u mij tot vriend en speelgenoot wilt maken, als ik aan uw tafeltje mag zitten, van uw gouden bordje mag eten, uit uw bekertje mag drinken en in uw bedje mag slapen, dan haal ik de gouden bal terug.’

De koningsdochter dacht bij zichzelf: ‘Wat kletst die dommer kikker nou! Een kikker is toch geen mens en moet gewoon in het water blijven, maar misschien kan hij wel mijn bal terughalen.’ Dus zei ze tegen de kikker: ‘Bezorg mij eerst mijn gouden bal, dan ga ik akkoord met al uw wensen.’ Toen zij dit had gezegd, dook de kikker het water in en had binnen een mum van tijd de bal weer op de kant.

Het koningskind was dolblij! En de kikker riep: ‘Nu moet u mij meenemen, koningsdochter.’ Maar dat deed ze niet. Ze pakte snel haar bal, ging naar huis en dacht helemaal niet meer aan de kikker. Toen zij de volgende dag met de koning aan tafel zat en van haar gouden bordje at, kwam er iets plits, plats, plats de trap op springen en klopte op de deur. ‘Dochter, doe de deur eens open’, riep de koning.

Zij ging naar de deur om te zien wie er klopte, maar toen ze de deur openmaakte en de kikker zag, gooide ze hem snel weer dicht en ging bevend aan tafel zitten. ‘Waarom beef je?’, vroeg de koning. ‘Staat er soms een reus voor de deur die je komt halen?’ ‘Nee’, zei het kind. ‘Het is geen reus, maar een lelijke kikker die mij gisteren in het bos geholpen heeft toen mijn gouden bal in het water viel. Ik heb hem toen moeten beloven dat hij mijn speelgenoot zou zijn, maar ik dacht nooit, dat hij uit het water kon klimmen. En nu is hij hier.’

Intussen klopte de kikker nog eens en riep: ‘O koningsdochter, doe de deur open! Weet u niet meer wat u mij gisteren beloofd hebt bij de bron? O koningsdochter, doe nou open!’ Toen zei de koning: ‘Je hebt het beloofd, nu moet je je belofte houden. Ga en maak de deur voor hem open.’ Zij opende hierop de deur en de kikker huppelde haar achterna totdat zij op haar stoel ging zitten. ‘Laat mij ook op uw stoeltje zitten’, zei de kikker. Het meisje wilde dat niet, maar de koning beval haar het toch te doen.

Toen ze samen op de stoel zaten, sprak de kikker: ‘Schuif nu uw gouden bordje dichter bij mij, dan zullen we samen eten.’ Met tegenzin deed de koningsdochter dit en de kikker liet het maal zich goed smaken. Nu zei hij: ‘Ik heb genoeg gegeten en ben moe. Draag mij naar uw kamertje, maak uw zijden bedje in orde, dan zullen wij samen gaan slapen.’

sprookje de kikkerkoning

Toen zij dit hoorde begon de koningsdochter tegen te stribbelen. Angstig voor de lelijke kikker. Zij durfde hem nauwelijks aan te raken en hij wilde in haar bedje slapen. De koning keek verstoord op en zei opnieuw: ‘Wat je hebt beloofd, dat moet je doen.’ Zij was zeer boos en pakte de kikker met twee vingers op en droeg hem naar boven. Toen zij in bed lag, wierp ze de kikker tegen de muur en zei: ‘Nu zult u rusten. Lelijke kikker.’

Maar hetgeen dat tegen de grond viel, was geen dode kikker, maar een koningszoon met prachtige, vriendelijke ogen en ze was op slag verliefd. Hij was nu met recht haar speelgenoot en ze sliepen in rust samen. Toen de zon hen wekte, kwam er een wagen aanrijden met acht witte paarden bekleed met veren en gouden kettingen. Achterop stond Hendrik, een trouwe knecht.

Die man was zo bedroefd toen zijn heer tot kikker veranderd werd, dat hij drie ijzeren banden om zijn hart had laten smeden. Deze wagen zou de jonge koning terugbrengen naar zijn rijk. De getrouwe Hendrik liet hen beiden binnen en ging weer achterop staan. Verblijd door de verlossing van de koning. Toen ze een poosje onderweg waren, meende de koningszoon dat er iets aan de wagen brak. En riep: ‘Hendrik, ik geloof dat er iets breekt.’ Waarop Hendrik antwoordde: ‘Dat klopt koning, maar het is niet de wagen. Het is een band die om mijn hart gesmeed werd toen u een kikker werd. Uit blijdschap voor uw verlossing springen de banden weer af en voel ik weer warmte in mijn hart.’


Downloads


Downloads