Het Gespuis

In een groot, prachtig hoenderhok woonde een mooi en trots Haantje samen met zijn vrouw het Hennetje. Toen het najaar werd wilden ze graag samen een uitstapje maken, maar ze wisten nog niet waarheen. Na lang overleggen zei het haantje: ‘We zullen naar de Notenberg gaan om eens lekker te eten. Het is immers het seizoen dat de noten rijp zijn. En anders zijn we te laat. Dan hebben de eekhoorntjes alle noten al opgegeten.’ ‘Ja, je hebt gelijk’, zei het hennetje. ‘Het is een erg leuk plan, dus laten we het doen.’

Het weer was helder en warm zodat het Haantje en Hennetje de hele dag op de Notenberg rondscharrelden. Zolang, dat ze niet eens gemerkt hadden dat het al avond was geworden. Haantje maakte nu een wagentje van notendoppen en toen dit gereed was ging Hennetje erin zitten en zei: ‘Laten we snel naar huis gaan voordat het geheel donker is.’

Net toen ze wilden vertrekken kwam er een eend snaterend de berg afwaggelen: ‘Dievenpak! Wie heeft jullie het recht gegeven om mijn noten weg te halen? Maak dat je wegkomt!’

Haantje was echter niet snel onder de indruk en verdedigde zich tegen de eend. Hij bleek zelfs een stuk sterker dan de eend en eiste als tegemoetkoming dat de eend het wagentje van Haantje en Hennetje vooruit trok. Eenmaal op de weg bleef hij de eend aansporen om harder te gaan lopen.

Het gespuis gebroeders grimm

Een stukje verderop kwamen ze twee voetgangers, een speld en een naald tegen. Deze vroegen of ze een stukje mee mochten rijden omdat het gauw geheel donker zou zijn en door de vele regen was de grond modderig geworden waardoor ze moeizaam vooruit kwamen.

Haantje stond dit toe. Het waren immers magere luitjes die niet zoveel plek innamen. Maar ze moesten wel beloven Haantje en Hennetje niet op de voeten te trappen.

Inmiddels was het nacht geworden en moesten ze naar een schuilplaats zoeken. Het duurde niet lang of ze kwamen bij een herberg. De eigenaar kwam met een lantaarn naar buiten en weigerde de late gasten. Maar omdat haantje hem beloofde dat hij zowel het ei van hennetje als de eend die elke dag een eiken ei legde mocht houden, stemde hij toe en mochten ze overnachten.

Nu lieten ze allerlei lekkernijen op tafel zetten en aten tot diep in de nacht. De volgende ochtend toen de zon opkwam, werd Hennetje door Haantje wakker gemaakt. Ze aten gauw het pas gelegde ei op en gooiden de eierschalen op de haard. Daarop gingen ze naar de naald, die nog diep in slaap was en ze staken die in de handdoek van de herbergier. De speld staken ze in de zitting van zijn leunstoel en ze vluchtten zo snel als ze konden.

het gespuis sprookje

De eend die voor de deur had geslapen, hoorde Haantje en Hennetje vluchtten en ging er in draf vandoor. Spoedig vond ze een beekje en zwom weg. Even later werd de herbergier wakker, stond op, waste zich en wilde zich afdrogen met de handdoek. Maar, o wee! Daar kraste de naald over zijn gezicht.

Van de schrik bekomen ging de herbergier naar de keuken om vuur te maken. Bij de haard zag hij de eierschalen. Balend van zijn pech deze dag, plofte hij neer in de leunstoel. Pff, je had eens moeten zien hoe snel hij weer opstond, want hij ging midden in de speld zitten. Nu kreeg de waard argwaan en dacht aan zijn late gasten van gisterenavond.

Hij ging ze opzoeken, maar waar hij ook zocht, ze waren en bleven weg. Ze hadden van het beste gegeten en gedronken, ze doen zich goed voor en als dank hadden ze hem kwaad gedaan. Nu en nooit, zo nam hij zichzelf voor, zou hij weer mensen enkel op basis van beloften in zijn herberg laten slapen.

sprookje het gespuis

Downloads