Lang geleden strompelde er een oud vrouwtje in het bos om daar gras en fruit te plukken. De zware tas droeg ze op haar rug. Voorbijgangers werden door haar vriendelijk begroet: ‘Goedemorgen, vriend! Je kijkt misschien op van wat ik draag, maar iedereen heeft zijn last te dragen!’ De meeste mensen wilden haar liever niet tegenkomen. ‘Een oude heks,’ werd ze genoemd.
Op een dag wandelde een knappe jongeman door het bos. Hij zag het vrouwtje een grote mand vullen met gras. Ernaast stonden nog twee flinke manden met appels en peren. ‘Hoe gaat u dat allemaal dragen?’ vroeg de jongeman verbaasd, ‘Kinderen van rijke mensen hoeven dat niet te doen. De boeren zeggen: kijk maar niet om, want je rug is krom.’
‘Wil jij me soms helpen?’, vroeg de oude vrouw. ‘Ik ben de zoon van een rijke graaf,’ antwoordde de jongeman, ‘Ik hoef het niet te doen, maar ik zal u helpen.’ Eenmaal de zak op zijn rug, voelde het alsof deze met stenen was gevuld. ‘Wat is dit zwaar,’ begon hij te klagen. ‘Je bent jong en goed gespierd,’ zei het vrouwtje, ‘ik doe de appels en peren er nog bij.’ Toen hij de loodzware vracht van zijn rug wilde halen, snauwde het vrouwtje: ‘Schaam je met je gemopper om iets wat je moet dragen, wat ik als oudje dagelijks doe!’ Het was of de zak op zijn rug was vastgegroeid. Het werd nog zwaarder toen de vrouw ook op zijn rug ging zitten. ‘En nu stoppen met zeuren,’ gromde ze, ‘je zult royaal beloond worden voor je hulp.’
Bij het afgelegen huis van het vrouwtje liepen overal ganzen. Ze werden verzorgd door een stokoude ganzenhoedster. ‘Ga gauw naar binnen, dochterlief,’ zei ze tegen de ganzenhoedster. Daarna gaf ze de jongen een doosje met een smaragd. ‘Geld heb je vast wel genoeg, maar dit geschenk zal je gelukkig maken.’
De jonge graaf vertrok naar de grote stad. Daar werd hij uitgenodigd door het koningspaar. Hij gaf het doosje aan de koningin, die meteen flauwviel. Later vertelde ze over haar drie dochters. De jongste was betoverend mooi, met haren als zonnestralen. Als ze huilde, veranderden haar tranen in parels. De koning wilde op een dag weten wie het meest van hem hield. De oudste dochter zei dat ze van hem hield als van het zoetste suiker. De tweede dochter hield van hem zoals van haar mooiste jurk. De jongste gaf geen antwoord, omdat ze geen vergelijking kon vinden. De koning drong aan, waarop ze zei: ‘Ik hou niet van eten zonder zout, daarom hou ik van u als van zout.’ De koning werd zo boos, dat hij haar het bos instuurde. Kort daarna kreeg hij enorm veel spijt. Hij liet tevergeefs naar zijn dochter zoeken. Dat was drie jaar geleden. In het doosje lag een parel, precies zoals een traan van haar dochter.
De jongeman beloofde op zoek naar de prinses te gaan. Op een avond zag hij de oude ganzenhoedster bij een bron. Het maanlicht was kraakhelder. Hij kon alles goed zien. Ze haalde een soort masker van haar gezicht en veranderde in een adembenemende, mooie jonge vrouw. Haar haren glinsterden als zonnestralen.
Het oude vrouwtje leek niet verbaasd toen er op de deur werd geklopt. Het waren de koning en koningin. ’U heeft een lange reis gemaakt,’ zei ze allervriendelijkst. ‘Dat had niet gehoeven als u uw dochter drie jaar geleden niet had weggestuurd.’ Ze vond dat het koningspaar nu lang genoeg was gestraft en riep de beeldschone prinses binnen.
De koning vroeg wat hij zijn dochter kon schenken. Maar ze had niets nodig. Drie jaar lang had ze parels van verdriet gehuild. Nu was ze zelf rijk genoeg. Het oude vrouwtje schonk haar het huisje en verdween daarna plotseling in het niets. Het huisje veranderde in een paleis met alles erop en eraan.
Of de jonge graaf en de prinses trouwden is onbekend, maar zeer waarschijnlijk is dat wel. Niemand weet wie de oude vrouw was. Men denkt dat zij misschien het pasgeboren prinsesje tranen van parels gaf. Tegenwoordig gebeurt zoiets niet meer. Dan zouden er nu geen arme mensen zijn. De verteller van dit verhaal is heel oud geworden en weet het allemaal niet meer. Het gebeurde allemaal lang geleden.