Er leefden eens een jonge man, genaamd Giles, en een jonge vrouw, genaamd Phyllida. Ze woonden in een huisje op een grote vlakte. Deze vlakte werd aan het westen begrensd door een kolossaal gebergte. Niemand durfde daar naartoe te gaan. Er waren namelijk mensen heengegaan, die nooit meer terugkeerden. Achter het gebergte bevond zich een vallei. In deze vallei werden de stormen, bliksem en hagel klaargemaakt om over de grote vlakte te trekken. Deze vallei stond daarom bekend als de Vallei van de Donder. Volgens een oude legende zou er op een dag een koning uit deze vallei komen om over de mensen van de vlakte te heersen.
Op een dag vertrok Phyllida op haar witte paard om een cadeau aan haar pasgeboren neefje te brengen. Ze woonden ver en daarom zou ze er een paar nachten logeren.
Toen Phyllida na een paar dagen nog niet was thuisgekomen, begon Giles zich zorgen te maken. Hij besloot naar de open weg te gaan om daar Phyllida tegemoet te lopen. Plotseling begon het flink te waaien. Giles zag bliksemschichten uit de vallei komen. Toen begon het te regenen en er viel een duisternis.
Het werd nacht en Giles realiseerde zich dat hij de weg kwijt was. ‘Ik loop gewoon verder,’ dacht hij bij zichzelf, ‘en hopelijk tref ik onderweg een goede schuilplaats, of liever nog een huis waar ik naar binnen kan en naar de weg kan vragen.’ De weg werd slechter en slechter en zijn stappen leidden hem een dennenbos in. Daar vond hij een kleine beschutting waar hij uiteindelijk in slaap viel.
Toen hij wakker werd, zag hij tot zijn schrik dat hij zich in de Vallei van de Donder bevond. Hij kon nergens zien waar hij er naar binnen was gekomen. Er was een smalle trap in een gebergte gemaakt. Giles besloot de trap op te gaan om bovenop de berg een beter uitzicht te krijgen. Na een uur klimmen had Giles een punt bereikt met een uitzicht over de hele grote, lege vlakte. Maar omdat hij zijn huis niet kon zien, besloot hij nog hoger te klimmen. Hoe hoger hij klom, hoe meer de wolken het uitzicht vager maakten. Er verschenen in de verte hier en daar lichten in de zijkanten van de rotsen, zoals de lichten schijnen uit de ramen van een dorp als je het van ver ziet.
Opeens kwamen er twee vreemde wezens tevoorschijn. Het waren twee elfen. In plaats van twee oren had de ene elf er maar eentje in de vorm van een grote gebogen hoorn. De ander had in plaats van twee ogen een enorm groot oog in het midden van zijn hoofd. Zonder een woord te zeggen, pakten ze Giles vast bij de handen en duwden hem door een deur van een huis in de rotsen.
Giles werd zwijgend naar een grote zaal gebracht. Hier stond een gouden troon, en op de troon zat een wezen, gekleed in stralend blauw. Er verzamelden zich talloze elfen in de zaal. Ze gingen zingen: ‘Wees gegroet, Herder van de Wolken, die hoog op zijn bergtop regeert over het weer.’ Daarna sprak de Herder van de Wolken tot Giles: ‘Hoe komt het sterveling, dat jij hier bent terechtgekomen?’ ‘Ik ging eropuit om Phyllida te zoeken,’ zei Giles, ‘en verloor de weg in de storm.’ De Herder van de Wolken richtte zich tot de elfen die Giles hadden binnen gebracht. ‘Spreekt deze sterveling de waarheid?’ vroeg hij ze.
Oog-O, zoals de elf met een oog bleek te heten, zei: ‘De sterveling spreekt de waarheid. Ik zag hem gisteren vertrekken uit zijn huisje op de vlakte. Hij was nog niet ver van zijn huis toen de storm die u gistermorgen voorbereidde hem overviel. Hij verdwaalde en het toeval leidde hem naar uw woning, O Herder van de Wolken.’ Oor-O, zoals de elf met een oor bleek te heten, voegde eraan toe: ‘Ik hoorde hem afgelopen woensdag afscheid nemen van zijn vrouw.’
De Herder van Wolken richtte zijn diepe, plechtige blik op Giles en zei: ‘Sterveling, ik heb geluisterd naar je verhaal en naar de woorden van mijn trouwe elfen. Het toeval heeft je ertoe gebracht het geheim van het weer te ontdekken. Ik zal je niet meer kunnen laten gaan. Je zult voor altijd hier moeten blijven. Gehoorzaam mij en ik zal je geluk en eer geven. Probeer te ontsnappen, en mijn bliksemschichten zullen je vinden, waar je je ook verstopt.’
Daar was die arme Giles natuurlijk helemaal niet gelukkig mee. Maar hij paste zich aan en begon alles over de Vallei, de Herder van de Wolken en het elfenvolk te leren. Hij hielp de herder met het voorbereiden van wind, regen, storm, bliksem en hagel. In de tussentijd zocht Giles naar alle mogelijke manieren om uit de vallei te ontsnappen.
Het werk van Giles beviel de herder zo goed, dat hij de dienaar van de Herder van de Wolken werd. Giles wist precies de meest uiteenlopende weersomstandigheden voor te bereiden. Oog-O en Oor-O vertelden hem over zijn huis en Phyllida. Ze wisten precies wat ze aan het doen was.
Twee jaren gingen voorbij en Giles, die geen mogelijkheid had gevonden om te ontsnappen, begon de hoop te verliezen dat te doen. Op een dag vertelde Oor-O hem dat er oorlog zou komen. Hij had de Roverskoning van de Zwarte Meren gehoord over een geheime aanval op de mensen van de vlakte. Hij had hem horen zeggen dat hij met zijn roversbende al het graan zou stelen en elk dorp op de vlakte zou vernietigen. Ze zouden zich verschuilen in het dennenbos en zo ongemerkt de grote vlakte bereiken.
Giles begon zich grote zorgen te maken om Phyllida. En op een dag gebeurde het dat de rovers het land van de grote vlakte bereikten. Plotseling kreeg Giles een idee wat het volk van de grote vlakte zou kunnen redden. ‘Laten we met een storm de rovers verslaan,’ riep hij. ‘Haast je, laten we de ergste storm voorbereiden die ooit is gezien.’ En zo haalde Giles alles uit de kast om de ergste, hevigste storm voor te bereiden die er ooit bestaan heeft. Er ontstond duisternis en bliksemschichten maakten een kabaal zoals mensen dat nog nooit eerder hadden meegemaakt.
De Herder van de Wolken werd door het enorme lawaai gewekt en haastte zich naar de plaats waar het weer werd gemaakt. Maar door de duisternis kon hij niets zien en raakte zo zelf de weg kwijt. De berg elfen waren doodsbang geworden en renden alle kanten op. De roversbende maakte zich voor de storm uit de voeten en verlieten de grote vlakte met grote spoed om nooit meer terug te keren. Slim gebruik makende van het lawaai, de duisternis en de verwarring deed Giles een poging om te ontsnappen. Hij haastte zich de eindeloze trap af en liet zich niet afschrikken door de donder en bliksem. Eenmaal beneden had hij het geluk het pad uit de vallei te vinden en hij haastte zich naar de grote vlakte. Hij was vrij! De verschrikkelijke storm was voorbij en de zon begon te schijnen.
De mensen van de grote vlakte hadden aan de rand van de vallei naar beschutting gezocht en zagen iemand uit de vallei komen. Toen het volk Giles tevoorschijn zag komen, herinnerden ze zich de voorspelling dat er een koning uit het dal naar hen zou komen. Zo werd Giles hun koning. Maar het beste was dat Giles zijn Phyllida weer in de armen kon sluiten.
Toen de Herder van de Wolken ontdekte dat Giles was ontsnapt nadat hij al deze onrust had veroorzaakt, werd hij erg boos. Hij haastte zich naar zijn bliksemkast om een paar bliksemschichten naar hem te slingeren. Tot zijn verbazing ontdekte hij daar dat Giles alles had gebruikt en dat de kast leeg was. Daarom moest hij wachten tot het einde van de zomer voordat hij nieuwe bliksem kon maken. Tegen die tijd was hij zo druk bezig met het regelen van de herfstvorst dat hij Giles helemaal vergat.
Giles en Phyllida werden dus koning en koningin van de mensen van de vlakte en leefden nog lang en gelukkig.