Er was eens, op een kostschool ver weg, een groep ondeugende meisjes. Zij wilden een grap uit halen met hun medeklasgenoten tijdens de griezelige nacht van Halloween. Dorothy, Louise, Katherine en Virginia, uitgedost in donkere kostuums, waren van plan hun vrienden, de leraren en zelfs het strenge schoolhoofd Madame bang te maken met spookachtige capriolen.
Dorothy, de dapperste van allemaal, nam de leiding. “Wie zal er deze keer bang zijn, vraag ik me af?” zei ze, terwijl de anderen giechelden van opwinding. Ze waren van plan de oude opslagruimte, die altijd een mysterieuze sfeer had, als hun griezelige schuilplaats te gebruiken. Met zijn krakende deur, oude gordijnen en een grote, onheilspellende kledingkast was het perfect voor een avond vol Halloween-grappen. Ze hadden zelfs een skeletkostuum klaarstaan om iedereen extra bang te maken.
De meisjes begonnen hun grap, ze deden zich voor als geesten en maakten griezelige geluiden. De spanning veranderde echter al snel in een angstaanjagend avontuur op zich. De deur van de opslagruimte ging op mysterieuze wijze op slot en de sleutel was nergens te vinden. Het raam waardoor ze eerder waren geklommen, zat ook op slot. De meisjes zaten vast!
Hun zorgen veranderden in regelrechte angst toen ze een skelet vonden dat zich in de kledingkast had verstopt. “Het is Halloween. Geesten!” hijgde Louise, haar ogen groot van schrik. Zelfs de stoutmoedige Dorothy kon haar angst niet verbergen. “We moeten eruit! We moeten eruit!” riep ze terwijl ze wanhopig aan de deur schudde.
Op dat moment hoorden ze een bekende stem. Madame, hun strenge directeur, kwam hen redden. Met een setje reservesleutels opende ze de kamer en stapte naar binnen. Maar voordat iemand iets kon zeggen, wachtte hen nog een verrassing.
“Mevrouw Fairlee!” Madame belde en hun lerares, juffrouw Fairlee, kwam binnen, terwijl ze een zwart masker afzette waarop een geschilderd skelet te zien was. De meisjes slaakten allemaal een diepe zucht. De geest in de kledingkast was niemand anders geweest dan Miss Fairlee!
Ze legde uit hoe ze had gehoord dat de meisjes hun grap voorbereidden. “Terwijl jij je afvroeg wie er bang zou zijn, vroeg ik me dat ook af,” zei ze met een twinkeling in haar ogen. Dus Miss Fairlee en Madame hadden besloten de rollen om te draaien en de meisjes een lesje te leren.
Louise was de eerste die de stilte verbrak. “Oh, we zijn wel bang geworden, ja dat is echt zo. Maar u bent toch een lieve juffrouw Fairlee, en mevrouw ook. We schamen ons echt, en ik zal nooit meer voor spook spelen.”
Elk van de meisjes verontschuldigde zich en beloofde zich in de toekomst beter te zullen gedragen. Madame, tevreden met hun oprechtheid, liet hen terugkeren naar hun kamers. Toen de meisjes de opslagruimte verlieten, wendde Dorothy zich tot Katherine: “Nou, we weten nu in ieder geval wie bang is voor geesten!” En met een nerveus gegiechel beloofden ze zich deze Halloween te zullen herinneren als een les die ze geleerd hadden over het respecteren van de gevoelens van anderen.
Vanaf dat moment hoefden ze, elke keer dat ze er ook maar aan dachten de regels te overtreden, alleen maar aan die Halloween-avond te denken. Alleen al de vermelding: “Wie zal er bang zijn, vraag ik me af?” was genoeg om hen op hun best te houden. En dus leerden de meisjes dat de beste grappen soms de grappen zijn die je uiteindelijk een waardevolle les leren.
En dat is het einde van ons verhaal over de Halloween-grap die wel heel hilarisch eindigde. Onthoud, kinderen, grappen kunnen leuk zijn, maar ze mogen nooit ten koste gaan van het comfort en geluk van anderen. Fijne Halloween!