Wat er gebeurde op een Kerstavond

Het was Kerstavond en de vorst-feeën waren druk bezig met de voorbereidingen voor eerste Kerstdag. Allereerst spreidden ze een mooi wit sneeuwtapijt uit over de ruige, kale grond. Daarna hingen ze aan de struiken en bomen ijspegels die flitsten als diamanten in het maanlicht. Voor later hadden ze nog het plan mooie vorst-plaatjes op de ruiten te tekenen, om de kleine kinderen ‘s ochtends te verrassen. De sterren schenen helder en de maan zond stralend licht in elk donker hoekje. Hoe kon iemand aan slapen denken terwijl er buiten zo’n prachtige wereld was!

Jessie en Fred waren heel vroeg naar bed gegaan, dus ze zouden de eersten kunnen zijn die “Vrolijk Kerstfeest” konden zeggen maar hun ogen wilden niet gesloten blijven. “Het moet nu toch wel ochtend zijn”, zei Fred. “Laten we zachtjes de trap afsluipen en misschien vangen we nog een glimp op van de Kerstman voordat hij wegrijdt.”

Hand in hand liepen ze, op hun tenen, naar de eetkamer en gluurden door het grote raam naar buiten. Er klom iets op het dak van het huis van nicht Nellie. Dat moest de Kerstman zijn! Fred lachte van blijdschap. De rendieren waren wel vreemd uitziende objecten en de slee had zo’n grappige vorm, maar de kinderen waren tevreden.

“Er krabt iets aan de deur”, fluisterde Jessie maar het was maar een muis die aan de heerlijke Kerstlekkernijen had gesnuffeld en zijn best deed om de weg naar de voorraadkamer te vinden.

“Kom, laten we gaan”, zei Jessie, “we veranderen in ijspegels als we hier nog veel langer blijven”. Dus renden ze snel weer naar boven.

Vader was voor een boodschap naar de stad geweest, dus het was vrij laat toen hij thuiskwam. Terwijl hij in zijn zakken naar zijn sleutel zocht, hoorde hij een zielige kreet en toen hij naar beneden keek, zag hij een grote, witte kat met een klein katje in haar bek.

“Arm beest”, zei vader, “jij mag tot het ochtend wordt mee naar binnen.” Toen vader de kamer verliet, lagen de kat en haar kleine katje comfortabel opgerold op het kleed en spinden een slaperig liedje.

De Kerstman bracht een trein en een trui voor Fred en een pop en een jurk voor Jessie en liet die onder de Kerstboom achter.

De zon scheen vrolijk door het raam van de eetkamer toen Jessie en Fred naar beneden kwamen. Toen juichte Fred van blijdschap, want op zijn nieuwe trui lag het schattigste witte katje wat hij ooit had gezien. Het had grote, blauwe ogen en een klein roze neusje.

“Ik heb nog nooit een levend Kerstcadeau gehad”, zei Fred, “nu weet ik dat de Kerstman de brief heeft gelezen die ik in de schoorsteen heb gegooid omdat ik hem had gevraagd mij een kitten te geven en kijk hier is het!”

Vader glimlachte en keek naar moeder, en toen riep iedereen: “Vrolijk Kerstfeest.”


Downloads