Misschien weet je het niet, maar de apen denken dat alle bananen van hen zijn. Als Braziliaanse kinderen bananen eten, zeggen ze: “Ik ben een aap.” Ik kende eens een kleine jongen in Brazilië die dol was op bananen. Hij zei altijd: “Ik ben echt een aap.” Als je dol bent op bananen, zouden de Braziliaanse kinderen je vertellen dat je ook een aap bent. Dit is het verhaal dat ze vertellen om ons te laten zien hoe het allemaal tot stand is gekomen.
Er was eens, toen de wereld net was gemaakt en er maar één soort banaan was, maar heel veel soorten apen, een kleine oude vrouw die een grote tuin vol bananenbomen had. Het was erg moeilijk voor de oude vrouw om zelf de bananen te verzamelen, dus maakte ze een afspraak met de grootste aap. Ze vertelde hem dat als hij de trossen bananen voor haar zou verzamelen, ze hem de helft zou geven. De aap raapte de bananen op. Toen hij zijn helft nam, gaf hij het oude vrouwtje de bananen die onderaan de tros groeien en klein en gerimpeld zijn. De mooie dikke exemplaren hield hij voor zichzelf en nam ze mee naar huis om ze in het donker te laten rijpen.
De kleine oude vrouw was erg boos. Ze lag de hele nacht wakker en probeerde een manier te bedenken waarop ze wraak kon nemen op de aap. Eindelijk bedacht ze een truc.
De volgende ochtend maakte ze een wassen beeld dat precies op een kleine jongen leek. Daarna plaatste ze een grote platte mand bovenop het hoofd van het beeld en in de mand deed ze de beste rijpe bananen die ze kon vinden. Ze zagen er zeker heel verleidelijk uit
Na een tijdje kwam de grootste aap haar kant op. Hij zag het beeld van was en dacht dat het een jongen was die bananen droeg. Hij had deze jongens vaak omver geduwd, hun manden omgegooid en was er vervolgens vandoor gegaan met de bananen. Vanmorgen voelde hij zich erg goedaardig dus hij dacht dat hij eerst maar eens beleefd om de bananen zou vragen.
“Oh, hallo”, zei hij tegen hem, “geef me alsjeblieft een banaan.” Maar het beeld van was gaf geen antwoord.
Opnieuw zei de aap, dit keer met een iets luidere stem: “Oh, hallo, geef me alsjeblieft een banaan, een kleine, rijpe, lekkere banaan.” Het beeld van was antwoordde niet.
Weer vroeg de aap hetzelfde maar beeld van was gaf nooit met een woord antwoord.
Toen riep de aap met zijn luidste stem: “Oh, hallo, als je me geen banaan geeft, geef ik je zo’n harde duw dat al je bananen van streek raken.” Het beeld van was zweeg.
De aap rende naar het beeld van was en sloeg er hard op met zijn hand en zijn hand bleef stevig in de was verankerd.
“Oh! Laat mijn hand los,” riep de aap. “Laat mijn hand los en geef me een banaan, anders geef ik je een harde klap met mijn andere hand.” Het beeld van was liet niet los.
De aap gaf het beeld een harde klap met zijn andere hand en ook de andere hand bleef stevig in de was verankerd.
Toen riep de aap: “Oh! Laat mijn twee handen los. Laat mijn twee handen los en geef me een banaan of anders geef ik je een trap met mijn voet.” Het beeld van was liet niet los.
De aap gaf het beeld een trap met zijn voet en zijn voet bleef vastzitten in de was.
“Oh!” riep de aap, “laat mijn voet los. Laat mijn twee handen en mijn voet los en geef me een banaan of anders geef ik je een trap met mijn andere voet.” Het beeld van was liet niet los.
Toen gaf de aap, die nu heel boos was, het beeld van was een trap met zijn andere voet en zijn voet bleef vastzitten in de was.
De aap riep: “Oh, laat mijn voet los. Laat mijn twee voeten en mijn twee handen los en geef me een banaan of anders geef ik je een duw met mijn lichaam.” Het beeld van was liet niet los.
De aap gaf het beeld van was een duw met zijn lichaam. Zijn lichaam bleef vastzitten in de was.
“Oh!” riep de aap, “laat mijn lichaam los! Laat mijn lichaam en mijn twee voeten en mijn twee handen los of ik roep alle andere apen om me te helpen!” Het beeld van was liet niet los.
Toen veroorzaakte de aap zo’n opschudding met zijn kreten en geschreeuw dat al snel apen uit alle richtingen kwamen aanrennen. Er waren grote apen en kleine apen en middelgrote apen. Een heel leger apen was de grootste aap te hulp gekomen.
Het was het allerkleinste aapje dat een plan bedacht om de grootste aap uit zijn benarde situatie te helpen. De apen moesten in de grootste boom klimmen en zich op elkaar stapelen tot ze een piramide van apen vormden. De aap met de luidste stem van allemaal moest bovenaan staan en hij moest zo hard mogelijk naar de zon schreeuwen en de zon vragen om te komen en de grootste aap uit zijn vreselijke probleem te helpen.
Dit is wat alle grote, kleine en middelgrote apen deden. De aap met de luidste stem klom bovenop de piramide en riep de zon tevoorschijn te komen. De zon kwam ineens.
De zon wierp zijn heetste stralen op de was. Na een tijdje begon de was te smelten. De aap kon eindelijk een van zijn handen terugtrekken. De zon liet meer van zijn heetste stralen vallen en al snel kon de aap zijn twee handen uit de was trekken. Toen kon hij zijn ene voet er uittrekken, toen nog een, en even later ook zijn lichaam. Eindelijk was hij vrij.
Toen de kleine oude vrouw zag wat er was gebeurd, was ze erg ontmoedigd om nog bananen te kweken. Ze besloot naar een ander deel van de wereld te verhuizen waar ze kool ging verbouwen in plaats van bananen. De apen bleven in het bezit van de grote tuin vol bananenbomen. Vanaf die dag denken de apen dat ze alle bananen bezitten!