Ozma en de kleine Tovenaar

Er leefde eens, in de prachtige Stad van Smaragd, die in het centrum van het sprookjesland van Oz ligt, een lieftallig meisje genaamd prinses Ozma, die heerser was over het hele land. En onder degenen die deze meisjesachtige heerser dienden en in een knusse reeks kamers in haar prachtige paleis woonden, bevond zich een kleine, verschrompelde oude man die bekend stond als de Tovenaar van Oz.

Deze kleine tovenaar kon heel wat vreemde dingen met magie doen; maar hij was een vriendelijke man, met vrolijke, fonkelende ogen en een lieve glimlach; dus in plaats van hem te vrezen vanwege zijn magie, hield iedereen van hem.

Nu was Ozma erg bezorgd of al haar mensen, die in het aangename land van Oz woonden, wel gelukkig en tevreden zouden zijn, en daarom besloot ze op een ochtend een reis te maken naar alle delen van het land, om te ontdekken of er iets mis was, of iemand ontevreden was, of dat er een fout was die rechtgezet moest worden. Ze vroeg de kleine tovenaar om haar te vergezellen en hij was blij om mee te gaan.

“Zal ik mijn tas met magie meenemen?” vroeg hij.

“Natuurlijk,” zei Ozma. “Misschien hebben we veel magie nodig voordat we terugkeren, want we gaan naar vreemde uithoeken van het land, waar we onbekende wezens en gevaarlijke avonturen kunnen ontmoeten.”

Dus nam de Tovenaar zijn tas met magie mee en de twee verlieten de Stad van Smaragd en dwaalden dagenlang door het land, om uiteindelijk een plek hoog in de bergen te bereiken die ze geen van beiden ooit eerder hadden bezocht. Ozma stopte op een ochtend bij een huisje, gebouwd naast het rotsachtige pad dat naar een mooie vallei erachter leidde, en vroeg aan een man:

“Ben je gelukkig? Heb je misschien een klacht?”

En de man antwoordde:

“We zijn gelukkig, behalve dat er drie ondeugende Dwergen zijn die in de vallei wonen en hier vaak komen om ons te ergeren. Als uwe Hoogheid die Dwergen zou kunnen verdrijven, zouden mijn familie en ik heel blij zijn en u zeer dankbaar zijn.”

“Wie zijn deze slechte Dwergen?” vroeg het meisje.

“De ene heet Olite, de andere Udent en de andere Ertinent, en ze hebben voor niets of niemand respect. Als er vreemden door de vallei trekken, bespotten de Dwergen hen en trekken ze afschuwelijke gezichten en schelden ze uit, en vaak duwen ze reizigers de weg af. Als dwerg Olite of dwerg Udent of dwerg Ertinent hier komt om ons lastig te vallen, rennen mijn gezin en ik het huis in en doen alle deuren en ramen op slot, en we durven niet meer naar buiten te gaan voordat de Dwergen weg zijn.”

Prinses Ozma was bedroefd toen ze dit bericht hoorde en de kleine tovenaar schudde ernstig zijn hoofd en zei dat de ondeugende duiveltjes het inderdaad verdienden om gestraft te worden. Ze vertelden de goede man dat ze zouden zien wat er gedaan kon worden om hem te beschermen en gingen meteen de vallei in om de verblijfplaats van de drie ondeugende wezens te zoeken.

Het duurde niet lang of ze kwamen bij drie grotten, uitgehouwen in de rotsen, en voor elke grot hurkte een eigenaardige kleine Dwerg. Ozma en de tovenaar stopten om ze te onderzoeken en vonden ze goed gevormd, sterk en levendig. Ze hadden grote ronde oren, platte neuzen en brede grijnzende monden, en hun gitzwarte haar reikte in punten boven op hun hoofd, dat veel op hoorns leek. Hun kleding sloot nauw aan op hun lichaam en ledematen en de Dwergen waren zo klein dat Ozma ze aanvankelijk helemaal niet gevaarlijk vond. Maar een van hen stak plotseling een hand uit en greep de jurk van de prinses, er zo hard aan trekkend dat ze bijna viel, en even later duwde een andere duivel de kleine tovenaar zo hard dat hij tegen Ozma botste en beiden vielen op de grond.

Hierop lachten de Dwergen luidruchtig en begonnen in een cirkel rond te rennen en stof op de koninklijke prinses te schoppen, die met scherpe stem riep: “Tovenaar, doe je plicht!”

De tovenaar gehoorzaamde meteen. Zonder van de grond op te staan, opende hij zijn tas, pakte het gereedschap dat hij nodig had en mompelde een toverspreuk.

Onmiddellijk veranderden de drie Dwergen in drie struiken – van een doornige stompe soort – met wortels in de grond. Omdat de struiken aanvankelijk onbeweeglijk stonden, misschien uit verbazing over hun plotselinge verandering, vonden de tovenaar en de prinses tijd om van de grond op te staan en het stof van hun mooie kleren te vegen. Toen draaide Ozma zich om naar de struiken en zei:

“Het is een ongelukkig lot dat jullie nu doormaken, mijn arme Dwergen, maar het is volledig te danken aan jullie eigen ondeugende acties. Jullie kunnen geen onschuldige reizigers meer lastig vallen en jullie zullen nu lelijke struiken blijven, bedekt met scherpe doornen, totdat jullie berouw hebben van jullie slechte manieren en beloven om beter te worden.”

“Ze zullen nu wel braaf moeten zijn, hoogheid,” zei de tovenaar, die erg tevreden was met zijn werk, “en het veiligste is om ze altijd struiken te laten blijven.”

Maar er moet iets mis zijn geweest met de magie van de tovenaar, of de wezens hadden hun eigen magie, want zodra de woorden waren uitgesproken, begonnen de struiken te bewegen. Eerst zwaaiden ze alleen met hun takken naar het meisje en de kleine man, maar al snel begonnen ze over de grond te glijden, hun wortels door de aarde slepend, en één duwde zich tegen de Tovenaar aan en prikte hem zo scherp met zijn doornen dat hij huilde: “Auw!” en begon weg te rennen.

Ozma volgde, want de andere struiken probeerden hun doornen in haar benen te steken en één kwam zelfs zo dichtbij haar dat er een grote scheur in haar mooie jurk kwam. Het prinsesje kon echter hard rennen en ze volgde de vluchtende Tovenaar totdat hij met zijn hoofd voorover over een boomstam tuimelde en op de grond rolde. Toen sprong ze achter een boom en riep: “Snel! Verander ze in iets anders.”

De Tovenaar hoorde het, maar hij was erg in de war door zijn val. Hij pakte het eerste magische gereedschap dat hij kon vinden uit zijn tas en veranderde de struiken in drie witte varkens. Dat verbaasde de Dwergen. In de vorm van varkens – dik en schattig – renden ze een eindje weg en gingen zitten om na te denken over hun nieuwe vorm.

Ozma haalde diep adem en terwijl ze vanachter de boom kwam, zei ze:

“Dat is veel beter, Tovenaar, want zulke varkens zijn volkomen ongevaarlijk. Niemand hoeft nu bang te zijn voor de ondeugende Dwergen.”

“Ik was van plan ze in muizen te veranderen,” antwoordde de Tovenaar, “maar in mijn opwinding heb ik de verkeerde magie gebruikt. Echter, tenzij de afschuwelijke wezens zich hierna gedragen, lopen ze het risico gedood en opgegeten te worden. Ze zouden goede karbonades zijn, of worstjes of braadstukken.”

Maar de Dwergen waren nu erg boos en waren niet van plan zich te gedragen. Toen Ozma en de kleine Tovenaar zich omdraaiden om hun reis te hervatten, renden de drie varkens naar voren, sprongen tussen hun benen door en lieten ze struikelen, zodat ze beiden hun evenwicht verloren en omvielen terwijl ze zich aan elkaar vastklampten. Toen de tovenaar probeerde op te staan, struikelde hij opnieuw en viel over de rug van het derde varken, dat hem ver de vallei in droeg tot het de kleine man in de rivier dumpte.

Ozma lag languit op de grond, maar ontdekte dat ze niet gewond was, dus raapte ze zichzelf op en rende naar de Tovenaar om hem te helpen. Ze bereikte hem net toen hij uit de rivier kroop, hijgend en druipend van het water. Het meisje moest lachen om zijn treurige uiterlijk. Maar hij had nog maar net het water uit zijn ogen geveegd of een van de ondeugende varkens liet hem weer struikelen en stuurde hem de rivier in voor een tweede bad. De varkens probeerden Ozma ook te laten struikelen, maar ze rende om een boomstronk heen en slaagde er zo in om uit de buurt te blijven. Dus klauterde de Tovenaar weer uit het water en pakte een scherpe stok om zich te verdedigen. Toen mompelde hij een magische mompel die zijn kleren onmiddellijk droogde, waarna hij zich haastte om Ozma te helpen. De varkens waren bang voor de scherpe stok en bleven uit de buurt.

“Dit is niet goed,” zei de prinses. “We hebben niets bereikt, want de varkensduivels zouden reizigers net zo erg irriteren als de echte Dwergen. Verander ze in iets anders, Tovenaar.”

De tovenaar nam de tijd om na te denken. Daarna veranderde hij de witte varkens in drie blauwe duiven.

“Duiven,” zei hij, “zijn de ongevaarlijkste dingen ter wereld.”

Maar nauwelijks had hij gesproken of de duiven vlogen op hen af en probeerden hun ogen uit te pikken. Toen ze probeerden hun ogen met hun handen af te schermen, beten twee van de duiven in de vingers van de Tovenaar en een ander greep het mooie roze oor van de prinses in haar snavel en gaf het zo’n wrede kneep dat ze het uitschreeuwde van de pijn en haar rok over haar hoofd gooide.

“Deze vogels zijn erger dan varkens, Tovenaar,” riep ze naar haar metgezel. “Niets is onschuldig dat wordt bezield door brutale woede of onbeschaamd kattenkwaad. Je moet de Dwergen veranderen in iets dat niet leeft.”

De Tovenaar had het op dat moment behoorlijk druk met het wegjagen van de vogels, maar hij slaagde erin zijn tas met magie te openen en een talisman te vinden die de duiven onmiddellijk in drie knopen veranderde. Toen ze op de grond vielen, raapte hij ze op en glimlachte tevreden. De tinnen knoop was Dwerg Olite, de koperen knoop was Dwerg Udent en de loden knoop was Dwerg Ertinent. Deze knopen stopte de Tovenaar in een doosje dat hij in zijn jaszak stopte.

“Nu,” zei hij, “kunnen de Dwergen de reizigers niet meer lastig vallen, want we zullen ze mee terugnemen naar de Stad van Smaragd.”

“Maar we mogen de knopen nooit gebruiken,” zei Ozma, glimlachend nu het gevaar geweken was.

“Waarom niet?” vroeg de Tovenaar. “Ik was van plan ze op mijn jas te naaien en ze zorgvuldig in de gaten te houden. De geesten van de Dwergen zitten nog steeds in de knopen en na een tijdje zullen ze berouw hebben en spijt hebben van hun ondeugendheid. Dan zullen ze besluiten om in de toekomst zich netjes te gedragen. Als ze dat voelen, verandert de tinnen knoop in zilver en de koperen knoop in goud, terwijl de loden knoop aluminium wordt. Ik zal ze dan in hun juiste vorm herstellen en hun namen veranderen in mooie namen in plaats van de lelijke namen die ze nu hebben. Daarna zullen de drie Dwergen goede burgers van het Land van Oz worden en ik denk dat je zult ontdekken dat ze trouwe onderdanen zullen blijken te zijn.”

“Ah, dat is magie die de moeite waard is,” riep Ozma verheugd uit. “Er is geen twijfel over mogelijk, mijn vriend, dat jij een heel slimme Tovenaar bent.”


Downloads