Oom Wiggily maakt een kersentaart

Herinner jij je die jongen nog die oom Wiggily redde, nadat hij uit de boot viel? Nou, de vader van die jongen was zo blij dat oom Wiggily zijn zoon had gered dat hij alles wilde doen voor de oude heer Langoor.

“Je kunt hier voor altijd blijven en elke dag wortelijs eten als je wilt”, zei de man.

“O, heel erg bedankt, maar ik denk dat ik verder reis”, antwoordde oom Wiggily. “Ik moet mijn fortuin nog zoeken.”

“Ik zal je een fortuin geven”, zei de vader van de jongen. “Ik zal je duizend miljoen dollar geven.”

“Dat zou zeker een fortuin zijn,” zei het konijn, “maar ik zou het liever zelf vinden. Het is niet leuk als het je wordt gegeven. Het is beter om het zelf te verdienen, want dan hou je er meer van.”

“Ja, dat is waar”, zei de man. “Maar we vinden het jammer dat je weggaat.”

Oom Wiggily vertrok de volgende dag om zijn fortuin te zoeken. De oude heer Langoor reisde meerdere dagen, slapend onder hooibergen of in lege holle stronken, en soms groef hij voor zichzelf een hol in de zachte grond. En op een middag, net toen de zon zich klaarmaakte om naar bed te gaan voor de nacht, kwam oom Wiggily op een open plek in het bos waar een grot was.

“Ik vraag me af wie daar woont?”, dacht het konijn. “Het is te klein voor een reus om in te leven, maar er kan een beer of een vos in zitten. Ik denk dat ik maar beter weg kan gaan.”

Toen oom Wiggily wegging, riep een stem: “Wacht!”

Het konijn keek om en zag een hele grote egel. Zodra oom Wiggily zag dat het meneer Egel was, werd hij weer kalm want hij kende hem.

“Oh gelukkig, jij bent het”, zei het konijn. “Ik ben heel blij je te zien. Ik wilde verder reizen, maar…”

“Zeg geen woord meer”, zei de egel. “Je kunt lekker de hele nacht in mijn grot blijven. Ik heb twee bedden.”

“Dat is geweldig”, zei oom Wiggily met een lach. “Maar het lijkt mij, meneer Egel, dat u er niet goed uitziet.”

“Nee, ik ben niet in orde”, antwoordde de egel. En terwijl hij rilde, vielen er wat stekels op het gras. “Ik verlang naar wat kersentaart. Oh, kersentaart! Als ik maar wat had, dan weet ik zeker dat ik me meteen beter zou voelen. Ik ben er gewoon dol op!”

“Waarom maak je er niet zelf één?”, vroeg oom Wiggily.

“Ik heb het geprobeerd,” antwoordde de egel. “Ik heb het geprobeerd en opnieuw geprobeerd, maar op de een of andere manier komt het er nooit goed uit. Kijk hier, ik zal het je laten zien. Ik heb een kersentaart gemaakt net voordat ik naar buiten keek en je zag. Ik zal het je laten zien.” Hij ging zijn stenen huisje binnen en oom Wiggily ging met hem mee.

“Daar is de taart maar het is niet gelukt”, riep de egel, terwijl hij naar iets op de tafel wees. Zodra oom Wiggily het zag, lachte hij zo hard dat zijn oren heen en weer zwaaiden.

“Wat is er aan de hand? Ik zie niets grappigs”, zei meneer Egel.

“Je hebt de kersenpitten in de taart gedaan in plaats van de kersen”, zei het konijn. “Dat klopt niet. Je moet de pitten uit de kersen halen en het buitenste deel in de taart doen, en de pitten weggooien.”

“O, hahaha!” lachte de egel, “geen wonder dat ik de taart niet kon eten. Zie je, ik dacht dat kersen als pinda’s waren. Je gooit het buitenste deel van de pinda weg en eet de binnenkant op.”

“Ja, en bij kersen doe je precies het tegenovergestelde,” zei het konijn, weer lachend. “Want je eet de buitenkant van een kers en gooit de pit die erin zit weg. Nu zal ik een lekkere kersentaart voor je maken.”

“Dat zou fijn zijn!”, riep de egel, “dan ga ik de kersen halen!”

Hij ging de tuin in haalde met zijn scherpe stekels snel wat kersen uit de boom en deed ze in een mand. Terwijl hij dat deed, maakte oom Wiggily de taartbodem. Toen stak hij een vuur in de kachel aan en wachtte op meneer Egel.

En al snel kwam de egel terug met zijn mand vol en samen gingen ze aan de slag.

“Nu zal ik de kersen in de taart doen en er suiker op doen en hem in de oven bakken. Binnenkort is de taart klaar en kunnen we hem eten,” zei het konijn. Dus oom Wiggily deed de kersen in de taart en gooide de pitten weg, en hij zette de taart in de oven, en toen gingen hij en meneer Egel zitten om te wachten tot hij gaar was. Het rook heerlijk!

Na een tijdje was de taart klaar en oom Wiggily haalde hem uit de oven.

“Ik kan bijna niet wachten om de taart op te eten!”, riep de egel, en juist op dat moment werd er heel hard op de deur geklopt.

“Misschien is het de slechte vos die mijn taart probeert te stelen”, riep de egel uit.

“Als dat zo is, dan prik hem met mijn stekels.” Maar toen hij naar de deur ging, stond daar de oude Percival, de circushond, en hij huilde heel hard.

“Kom binnen”, nodigde oom Wiggily uit. “Kom binnen en neem wat kersentaart, dan zul je je snel beter voelen.” Dus Percival kwam binnen, en ze gingen alle drie zitten en aten de kersentaart helemaal op, en Percival voelde zich inderdaad beter en stopte met huilen. Toen bleven de circushond en oom Wiggily gezellig een nachtje bij meneer Egel logeren, en de volgende dag maakten ze weer een nieuwe kersentaart.


Downloads