Oom Wiggily en de Gelaarsde Kat

“Waar ga je heen oom Wiggily?”, vroeg zuster Jane Fuzzy, de rat, toen ze meneer Langoor zag wegspringen uit zijn holle boomstronk-bungalow.

“Ik ga een nieuw paar rubberen laarzen halen”, zei meneer Langoor. “Mijn oude zijn versleten en hebben kleine gaatjes, dus ze lekken. We hebben de laatste tijd zoveel regen gehad, dat ik een nieuw paar laarzen nodig heb als ik meer avonturen wil beleven. Dus ik ga naar de schoenmaker.”

“Maar waarom neem je je oude laarzen mee?”, vroeg zuster Jane, want oom Wiggily had ze onder zijn poot.

“Ik breng ze naar de schoenmaker om hem te laten zien welke maat ik mijn nieuwe laarzen wil hebben”, antwoordde het konijn. “Ook kan hij deze oude misschien repareren, zodat ik ze tijdens het tuinieren kan dragen.”

“Dat is een goed idee”, zei juffrouw Fuzzy. “Als je toch op pad gaat, kun je dan voor mij naar de winkel gaan? Ik wil wat naalden en draad, wat bollen rood garen en wat witte stof.”

“Dat is veel! Ga je een dekbed maken?”, vroeg meneer Langoor.

“Nee”, lachte zuster Jane. “Ik ga de witte stof gebruiken om een nieuw rokje voor mezelf te maken, het rode garen ga ik gebruiken om voor Sammie en Susie Kleinstaart, de konijnenkinderen, wanten te breien, en de naald en draad ga ik gebruiken om een gat in het gordijn te repareren.”

“Heel goed”, zei oom Wiggily beleefd, “je krijgt ze alle drie en dan ga ik een nieuw paar laarzen halen.”

Met een paar sprongen was meneer Langoor bij de winkel van Aap Doedel, de schoenmaker, waar hij een paar nieuwe rubberen laarzen kocht.

“Wat die oude betreft,” zei de schoenmaker, “ik kan ze voor je repareren, ze zullen dan weer prima in orde zijn!”

“Doe dat alsjeblieft,” zei het konijn. En toen zijn oude laarzen gerepareerd waren, droeg hij ze met de nieuwe over zijn schouder, want hij had zijn schoenen aan. En hij sprong verder naar de andere winkels.

Oom Wiggily kocht de naalden, draad, witte stof en rood garen voor de kinderwanten, en hij huppelde terug naar zijn holle boomstronk-bungalow, toen hij plotseling van achter een struik een stem hoorde zeggen: “Oh, oh! Wat verdrietig! Nu denk ik dat ze me uit alle verhalenboeken halen, en de kinderen zullen nooit meer van me houden!”

“Hmm! Dit is vreemd”, zei oom Wiggily tegen zichzelf. “Ik vraag me af wie het is die niet meer in de verhalenboeken kan? Dat is heel triest! Ik zou niet willen dat ze mij uit alle verhalen-voor-het-slapen gaan halen, waarin ik mijn avonturen beleef.”

Dus meneer Langoor keek om de hoek van de struik, en daar zag hij een kat, gekleed in een jas, broek en pet, maar zonder iets op zijn achterpoten en hij zat op een boomstronk.

“Goedemiddag, meneer Kat!”, begroette oom Wiggily beleefd. “Je lijkt in de problemen te zitten.”

“Ik zit in de problemen”, was het antwoord. “Alleen mijn naam is niet Kat, maar dat is natuurlijk wel wat ik echt ben. De Gelaarsde Kat is mijn juiste naam, maar het heeft geen zin om die naam nog langer te houden.”

“Waarom niet?”, vroeg oom Wiggily.

“Omdat ik mijn laarzen kwijt ben”, antwoordde de Gelaarsde Kat. “Een tijdje geleden ontmoette ik een hond die me achtervolgde. Ik rende over een moeras en kwam vast te zitten in de modder. Ik slaagde erin om mijn poten uit de laarzen te trekken, maar de laarzen zelf bleven in de modder. Nu heb ik geen laarzen en ik mag niet meer de Gelaarsde Kat worden genoemd! Ik zal uit alle verhalenboeken moeten!”

“Onzin!” lachte oom Wiggily. “Kijk, ik heb hier twee paar laarzen! Neem een paar, ik kan maar één paar laarzen tegelijk dragen,” en de zeer beleefde meneer Langoor gaf zijn nieuwe laarzen aan de kat.

“O, maar ik kan je nieuwe laarzen niet aannemen!”, protesteerde de kat. “De oude zijn perfect.”

“Nee”, drong oom Wiggily vriendelijk aan. “Neem alsjeblieft de nieuwe. Sinds mijn oude zijn gerepareerd, passen ze me precies en ze zitten gemakkelijk om mijn poten. “

Dus oom Wiggily gaf de kat de nieuwe laarzen en hield de oude laarzen voor zichzelf. Toen de Gelaarsde Kat de laarzen aanhad, zag hij er weer uit zoals hij er in de verhalen uit hoorde te zien.

“Nu kan ik mijn plaats in de boeken behouden, de kinderen zullen me niet missen. Dank je, oom Wiggily”, miauwde de Gelaarsde Kat blij.

“Graag gedaan,” zei het konijn. “En ik ben blij dat ik niet twee paar laarzen hoef te dragen.”

Dus huppelde meneer Langoor weer verder en al snel hoorde hij een paar kleine stemmetjes zeggen:

“O, lieve moeder! Kijk hier! Kijk hier! We zijn onze wanten kwijt!”

“Ha! Ik weet wie dat zijn”, zei het konijn. “Dat moeten de drie kittens zijn!”

En inderdaad daar zaten drie kittens zonder wanten om hun pootjes.

“Wat, jullie wanten kwijt! Jullie onzorgvuldige kittens! Nu krijgen jullie geen taart”, zei de moederkat.

De kittens begonnen hard te huilen en oom Wiggily had zo’n medelijden met hen dat hij opstond en zei: “Neem me niet kwalijk”, mevrouw Kat. Maar ik heb toevallig rood garen om wanten te breien voor Sammie en Susie Kleinstaart. Er is genoeg garen dus ik zal je wat geven zodat je wanten voor je kinderen kunt breien.”

“Oh, wat ben je aardig!”, miauwde de moederkat. Oom Wiggily gaf haar drie bollen. En de kattenmoeder zei: “Kinderen, nu krijgen jullie taart en ik zal oom Wiggily ook een stuk taart geven.”

“U bent ook erg aardig”, zei meneer Langoor. “Maar ik moet mijn boodschappen nu naar huis brengen. Zuster Jane moet aan het werk met stof, naald en draad en garen.”

Het konijn sprong weer verder en de moederkat ging zitten om nieuwe wanten te breien. Maar onderweg hoorde oom Wiggily opnieuw een verdrietig gemiauw.

“Arme ik. Het gat loopt helemaal door. Ik zal op deze manier nooit in staat zijn naar mijn oude moeder Hubbard te gaan. Wat een pech.”

“Wat scheelt er?” vroeg meneer Langoor.

“O, je verrast me”, miauwde de kattendame. “Ik ben kat Molly. Ik ben over een gloeiend stuk houtskool gesprongen en heb een groot gat gebrand in mijn beste rokje. Ik zou met moeder Hubbard naar de film gaan maar dat kan nu niet.”

“O ja, dat kan wel hoor!” zei oom Wiggily.

“Niet met dit grote verbrande gat in mijn rok!”, miauwde de kat.

“Ah, maar je kunt er wel een lapje op naaien”, zei het konijn. “Ik heb hier naald en draad, en wat witte stof. Kun je daar niet je rok mee repareren?

“Ja dat kan ik”, miauwde kat Molly. “Heel erg bedankt!”

Oom Wiggily gaf haar naald en draad en een stukje stof. Toen kat Molly haar rok netjes gerepareerd had, ging ze vrolijk naar moeder Hubbard.

“Wat is het toch heerlijk om anderen te kunnen helpen”, dacht oom Wiggily terwijl hij naar huis huppelde. Hij was echt blij dat hij de drie kittens eerder op de dag ontmoet had, want later die dag zat de slechte Woozie Wolf achter hem aan.

Maar de moeder van de drie kittens prikte de wolf met haar breinaalden en de Gelaarsde Kat trapte heel hard op de staart van de wolf. Kat Molly gooide een stuk rode steen naar de wolf waarbij ze net deed of het gloeiende houtskool was.

“Ik zal je verbranden! Ik zal je verbranden!”, miauwde ze naar de wolf.

“Dan is dit geen goede plaats voor mij!” brulde de wolf en rende hard weg, zonder het konijntje pijn te doen. En wat lachten meneer Langoor en de drie katten!


Downloads