Mevrouw Tabby Grijs en haar drie kleine kittens

Mevrouw Tabby Grijs woonde met haar drie kleine kittens buiten in de schuur waar het hooi was opgeslagen. Een van de kittens was wit, een was zwart en een was grijs, net als haar moeder, die naar de kleur van haar vacht Tabby Grijs werd genoemd.

De drie kleine poesjes openden hun oogjes toen ze oud genoeg waren en vonden dat er in deze hele wondere wereld niets zo leuk was als hun eigen lieve moeder, hoewel ze hen heel veel leuke dingen vertelde, zoals over melk en brood, die ze zouden krijgen wanneer ze groot genoeg waren om naar het grote huis te gaan waar Tabby Grijs haar ontbijt, lunch en avondeten kreeg.

Elke keer als moeder Tabby terugkwam van het grote huis, had ze iets leuks te vertellen. “Vandaag waren er botten voor het avondeten, lieverds”, zei ze dan, of ‘ik heb heerlijk gespeeld met een bal en de baby”, totdat de kittens zo verlangden naar het moment dat ze ook konden gaan.

Maar op een dag kwam Moeder Kat binnen met ander vrolijk nieuws.

“Ik heb een mooi nieuw huis voor ons gevonden”, zei ze, “in een hele grote koffer waar wat oude kleren worden bewaard; en ik denk dat we maar beter meteen kunnen verhuizen.”

Toen pakte ze het kleine zwarte katje op, zonder verder iets te zeggen, en liep regelrecht de schuur uit. Het zwarte katje was verbaasd, en hij knipperde met zijn ogen tegen de felle zon en probeerde alles te zien.

Buiten op het boerenerf klonk een luid kabaal, want de witte kip had een ei gelegd en wilde dat iedereen het wist; maar Moeder Kat haastte zich verder, zonder te stoppen om ernaar te informeren, en liet het katje snel in de grote koffer vallen. De kleren vormden een zacht, comfortabel bedje en het katje was zo moe na zijn opwindende reis, dat hij in slaap viel, en mevrouw Tabby draafde terug om nog een baby te halen.

Terwijl ze weg was, was de dame van wie de koffer was de gang in gekomen. Toen ze zag dat de koffer open was, deed ze hem dicht, draaide hem op slot en stak de sleutel in haar zak, want ze had er natuurlijk geen weet van dat er zoiets kostbaars als een katje in zat.

Zodra de dame naar boven was gegaan, kwam mevrouw Tabby Grijs terug met het kleine witte poesje; en toen ze de koffer gesloten vond, schrok ze vreselijk. Ze zette het witte katje neer en sprong bovenop de koffer en krabde uit alle macht, maar krabben hielp niet. Toen sprong ze naar beneden en reikte naar het sleutelgat, maar dat was te klein, zelfs een muis paste er niet doorheen, en de arme katten-moeder miauwde meelijwekkend.

Wat moest ze nu doen? Ze raapte het witte katje op en rende ermee naar de schuur. Toen haastte ze zich weer naar het huis en ging naar boven, naar de slaapkamer. De dame was met haar baby aan het spelen en toen Moeder Kat dit zag, wreef ze tegen haar rokken en riep: “Mie-au, mie-auw! Jij hebt jouw baby, en ik wil de mijne! Mie-auw, mie-auw!”

Eindelijk zei de dame: “Arme kat! Ze moet vast honger hebben”; en ze ging naar de keuken en schonk zoete melk in een schoteltje, maar de kat wilde geen melk. Ze wilde haar babykatje uit de grote zwarte koffer terug, en ze miauwde zo duidelijk als ze kon: “Geef me mijn baby – geef me mijn baby, uit jouw grote zwarte koffer!”

De vriendelijke dame bedacht toen dat ze dorst moest hebben: “Arme kat, ik zal je water geven”; maar toen ze de kom met water neerzette, miauwde mevrouw Tabby Grijs nog bedroefder dan voorheen. Ze wilde geen water, ze wilde alleen haar lieve babykatje; en ze rende huilend heen en weer, totdat de dame haar eindelijk volgde; en Tabby ging voorop naar de koffer.

“Wat kan er toch met deze kat aan de hand zijn?” zei de dame; en ze haalde de sleutel van de koffer uit haar zak, stak hem in het slot, ontgrendelde de koffer, tilde het deksel op – en toen sprong Moeder Kat met zo’n grote sprong naar binnen dat het kleine zwarte katje met een schok wakker werd.

“Mijn lieve kind,” zei mevrouw Tabby Grijs, luid spinnend van opwinding; “Ik ben zo vreselijk geschrokken!” en voordat het zwarte katje ook maar één vraag kon stellen, pakte ze hem op en liep met hem naar de schuur.

De zon scheen fel op het erf en de kippen kakelden nog steeds; en het zwarte katje was blij om weer in de schuur te zijn. Zijn moeder was ook blij; want terwijl ze zich met haar drie kleine kittens in het hooi nestelde, zei tegen hen dat een schuur toch echt de beste plek was om kinderen groot te brengen.

En ze is daarna nooit meer van gedachten veranderd!


Downloads