Op een ochtend in het vroege voorjaar hadden de grote groenblijvende bomen het over de belangrijke rol die ze speelden om alle bosbloemen te vertellen dat het lente was.
“Als wij er niet waren”, zei een groenblijvende boom gewichtig, “wie zou dan deze slaperige lentebloemen wakker maken voor hun plicht? Vertel me dat eens?”
“Je hebt helemaal gelijk, broeder”, zei een andere boom. “Wij zijn altijd groen en hoeven niet wakker gemaakt te worden om onze plicht te doen. Die luie krokussen zouden gewoon doorslapen.”
“Ja en de viooltjes zouden hun schuchtere kopjes nooit boven de grond steken”, zei een andere statige groenblijvende boom. “Als de zachte wind door het bos begint te waaien dan roepen wij tot alle bloemen en struiken: “Wakker worden, het is tijd om op te staan.”
“En wie zou tegen de bij zeggen dat de zomer in aantocht was?”, zei weer een andere groenblijvende boom. “Als wij er niet waren, zou de bij nooit aan het werk gaan. Wat een geluk hebben die struiken, bloemen en dieren dat wij er zijn.”
Zo gingen de groenblijvende bomen nog een tijdje door met opscheppen over hoe zij de lente aankondigden. Terwijl ze praatten, werden alle lentebloemen wakker en strekten de insecten lui hun vleugels uit. Maar dit kwam niet doordat ze de groenblijvende bomen hadden gehoord. Het kwam doordat ze de stem van de kleine lenteboodschapper hadden gehoord.
En wie was hij denk je? Wel, niemand minder dan Jack de Lenteboodschapper, die elk voorjaar een lezing geeft aan alle bosbewoners over wanneer ze moeten bloeien, zoemen en ander werk moeten doen.
Elke nacht, voordat het tijd is voor de krokus of het viooltje of een andere lentebloem om te bloeien, komen de feeën op het magische uur door het bos rennen en raken Jack de Lenteboodschapper aan. Dan duikt hij op uit de droge bladeren en begint de lente aan te kondigen.
Dus toen de bloemen en bijen de groenblijvende bomen hoorden opscheppen, knipoogden ze naar elkaar en lachten. “Is het niet grappig om die groenblijvende bomen te horen kletsen, zij weten helemaal niets van de waarheid.”
“Ze zeggen dat zij ons wakker maken”, zei een andere bloem. “Maar ze slapen zelf. Ze staan de hele winter stil en buigen of zwaaien nooit ver genoeg om iets van ons mooie bos te zien. Ze weten niets van Jack de Lenteboodschapper. Ze weten alleen wat de wind hen vertelt.”
“Laat ze maar denken wat ze willen”, zei een kleine struik met mooie bloesems. “Het doet Jack de Lenteboodschapper geen pijn als de groenblijvende bomen denken dat zij de boodschappers van het bos zijn. Alle lente-en zomerbloemen weten dat Jack de echte boodschapper van de lente is. Die bomen hebben niet eens een stoel om op te staan en de lente aan te kondigen.
En zo dachten de slaperige oude groenblijvende bomen dat zij degenen waren die de bloemen wakker maakten en hen vertelden over hun plicht. Niemand vertelde de groenblijvende bomen ooit over de kleine Jack de Lenteboodschapper, die altijd de lente heeft aangekondigd en de bosbewoners vertelt over de lente en de zomer.