De vier muzikanten

Vier muzikanten kwamen op hun weg uit de herberg voorbij de ruïnes van een oud kasteel. De maan scheen op de verweerde muren en één van hen zei: ‘Wat denken jullie kameraden? Zullen we een liedje spelen voor de oude graaf die hier rondspookt?’

De andere muzikanten vonden dat een goed idee en ze streken en bliezen er lustig op los. Toen het deuntje uit was, verscheen er een grijs mannetje. Hij gaf ieder van de vier muzikanten een beukentak en zei: ‘Neem dit voor je kinderen mee naar huis. Zij lusten graag beukenootjes.’

Onderweg gooiden drie van de muzikanten de beukentak lachend weg. Zij zeiden tegen elkaar: ‘Die oude man had ons beter iets anders kunnen geven. Onze kinderen eten toch geen beukenootjes!’

Alleen de basspeler stak het beukentakje als aandenken in zijn bas. De volgende morgen kwamen zijn kinderen aanhuppelen en vroegen: ‘Vader, wat heb je voor gekke gele noten meegebracht? Die deugen niet. Ze zijn véél te hard om te eten.’

Toen vader de tak bekeek, was die in echt goud veranderd. De anderen muzikanten hoorden van dit wonder en gingen overal aan de weg zoeken om hun takjes weer te vinden. Maar ze vonden niets.


Downloads