Een stadsmuis bezocht eens een familielid dat op het platteland woonde. Voor de lunch serveerde de veldmuis verse tarwe-stengels, wortels en eikels, met een fris scheutje koud water als drankje. De stadsmuis at heel spaarzaam, knabbelde een beetje van dit en een beetje van dat, en door haar manier van doen maakte ze heel duidelijk dat ze het eenvoudige eten alleen opat om beleefd te zijn.
Na de maaltijd hadden de vrienden een lang gesprek, of liever gezegd de stadsmuis vertelde over haar leven in de stad terwijl de veldmuis luisterde. Daarna gingen ze naar bed in een gezellig nest in de heg en sliepen rustig en comfortabel tot de ochtend. In haar slaap droomde de veldmuis dat ze een stadsmuis was met alle luxe en geneugten van het stadsleven die haar vriend voor haar had beschreven. Dus toen de stadsmuis de volgende dag de veldmuis vroeg om met haar mee naar haar huis te gaan in de stad, zei ze graag ja.
Toen ze het landhuis bereikten waarin de stadsmuis woonde, vonden ze op de tafel in de eetkamer de resten van een zeer fijn banket. Er waren zoetigheden en gelei, gebak en heerlijke kazen. Inderdaad, het meest verleidelijke voedsel dat een muis zich kan voorstellen! Maar net toen de veldmuis op het punt stond een lekker stukje gebak op te knabbelen, hoorde ze een kat luid miauwen en aan de deur krabben. In grote angst haastten de muizen zich naar een schuilplaats, waar ze lange tijd doodstil lagen en nauwelijks durfden te ademen. Toen ze zich eindelijk terug naar het feestmaal waagden, ging de deur plotseling open en kwamen de bedienden binnen om de tafel af te ruimen, gevolgd door de huishond.
De veldmuis rende hard weg maar stopte net lang genoeg in het hol van de stadsmuis om haar tas en paraplu nog even op te rapen.
‘Jullie hebben misschien luxe en lekkernijen die ik niet heb,’ zei ze terwijl ze zich haastte, ‘maar ik geef de voorkeur aan gewoon eten en een eenvoudig leven op het platteland met de rust en veiligheid die daarbij horen.’