De reizen van prins Flamingo

Niemand zou ooit iets van de wonderbaarlijke avonturen van prins Flamingo geweten hebben als mevrouw Oude Schildpad er niet was geweest.

Want mevrouw Oude Schildpad is niet alleen de grootste en oudste schildpad die er bestaat maar ook de meest wijze schildpad. Ze is al vijfhonderd jaar oud en heeft al heel veel avonturen beleefd. Zij vertelt ook mooie verhalen, het liefst bij maanlicht, in een rustig moeras of onder een zandduin uit de wind. Kraanvogels, moerasschildpadden, zwarte zwanen en zelfs wijze vossen verzamelen zich dan om haar heen. Haar verhalen, vooral die van prins Flamingo, worden overal ter wereld verteld, zelfs in het verre noorden waar de Reiger, die graag reist, de verhalen heeft gebracht.

Het verhaal van prins Flamingo komt uit een ver verleden toen deze prachtige witte flamingo op een mooi tropisch eiland leefde. Op dit eiland is een grote lagune waar schepen niet kunnen komen. Er is nergens een veiligere plek voor flamingo’s dan daar. De grote roze flamingo’s bouwen op die geheime plek hun nesten en brengen daar hun jongen groot.

Op een mooie ochtend werd er een bijzondere witte flamingo geboren. Alle flamingo’s kwetterden door elkaar en iedere moeder had het druk met haar eigen kinderen. Er werden die ochtend honderden baby’s uitgebroed dus de witte flamingo trok geen aandacht. Zijn moeder was heel blij met hem en zijn statige vader bekeek hem goedkeurend. Ze noemden hem Witte Vleugel.

De jonge vader boog zijn sierlijke nek naar beneden en gaf de baby het heerlijke sap van schaaldieren. Zijn moeder poetste ondertussen haar veren en vloog een rondje over de zandbanken.

De zon werd erg heet en er was nergens schaduw. Maar de flamingo’s maakten schaduw met hun vleugels boven de nesten. Witte Vleugel kreeg zoveel te eten dat hij ‘s avonds al een stuk gegroeid was en hij kon zijn vleugels en voeten bewegen en er kwam geluid uit zijn keel. De dagen erna groeide hij snel en tenslotte klom hij zelf uit het nest, dat gemaakt was van modder, zand en takken, en begon te lopen.

In het begin was Witte Vleugel net als de andere kleine flamingo’s en hij speelde met hen op de zandbodem van Flamingo-stad. Al snel kon hij korte vluchten maken boven de stad. Maar net toen veel van zijn neven hun witte dons begonnen af te werpen en er prachtige roze veren voor in de plaats kregen, werden zijn vleugels steeds witter.

Kleine Witte Vleugel was bedroefd toen zijn speelkameraadjes hem hierom uitlachten. Hij kreeg ook weinig liefde van zijn ouders. Zijn ouders schaamden zich voor hem omdat hij witte vleugels had en wilden hem eigenlijk niet meer. Zelfs de oudste vogels in Flamingo-stad hadden nog nooit van een flamingo met witte vleugels gehoord.

Elke nacht begroef de kleine flamingo zijn hoofd in de hals van zijn mooie moeder en zei: “Denk je, lieve moeder, dat ik morgenochtend roze zal zijn?” Ze zei dan tegen hem dat hij stil moest zijn en moest gaan slapen.

Maar elke volgende ochtend was hij nog steeds wit. Dit maakte hem erg droevig. Niemand wilde meer met hem spelen omdat hij wit was. Hij kreeg de slechtste visjes te eten en ging pas naar huis als de anderen als weg waren. Hij wilde niet de aandacht op zichzelf vestigen. Dit was een moeilijk leven voor hem en al snel werd het nog erger. De Koning van de flamingo’s zei namelijk dat flamingo’s met witte vleugels moesten sterven.

“Ga weg, mijn kind, ga weg!” fluisterde zijn moeder want ze had gehoord dat Witte Vleugel zou moeten sterven. “Ga weg, zo ver als je kunt. Ooit komt het goed. Bedenk dat je moeder van je houdt.”

Zo kwam er een einde aan de jeugd van Witte Vleugel. Nog voor het eerste ochtendgloren vloog de mooie jonge vogel weg. Hij vloog mijlen ver totdat zijn vleugels hem nauwelijks meer konden dragen. Toen kreeg hij land in zicht en de eenzame uitgehongerde vogel rustte uit in de schaduw van een mangroveboom.

Plotseling hoorde hij een vriendelijke zachte stem. Toen zag hij, tot zijn verbazing, een enorme schildpad onder hem op het strand.

“Aha daar ben je dan”, zei de schildpad op vrolijke toon. “Ik heb over je gehoord. Ze hebben je weggejaagd toch? Ze wilden geen witte kleur in hun roze familie. Nou, wees maar niet zo bedroefd.”

Toen baande de schildpad zich een weg door het zand en merkte op:

“Jullie vogels zijn grappige wezens. Kijk eens naar het verschil tussen jullie en ons. Het kan mij niet schelen hoe mijn kinderen eruit zien. Ik ben op weg naar het zandduin om daar negen eieren uit te broeden. Ik hoop alleen maar dat ze uitkomen en dat de jongen niet worden opgegeten. Maar ze kunnen, wat mij betreft, uit hun schaal komen in elke kleur die ze maar willen. Wij schildpadden maken ons geen zorgen. Wij drijven rustig door het water. Dat is onze manier van leven.”

Toen lachte ze hartelijk en ging zitten om een kuil in het witte zand te graven. “Ik ben het liefst alleen als ik eieren leg maar een andere keer kan ik je verhalen vertellen, zoon.”

Niemand had hem ooit zoon genoemd en niemand was ooit zo vriendelijk tegen hem geweest. De goede oude schildpad en haar vrolijke manieren hadden het leven plotseling de moeite waard gemaakt. Opeens merkte Witte Vleugel dat hij veel honger had en smulde vervolgens van de krabbetjes die hij anders te min had gevonden. De maan stond hoog en hij viel bijna in slaap toen mevrouw Oude Schildpad eindelijk klaar was met graven in het zand en haar eieren had gelegd. Ze hield haar verhaal kort maar door haar woorden ging Witte Vleugel wel op reis.

“Jij ben speciaal”, begon ze. “Waarschijnlijk ben je een koning. Maar dit hier is geen plaats voor jou. Ga daar, waarheen je moet gaan. Dat is ver weg van hier. De Keizer heeft daar een paleis bij de rokende bergen en hij wil een witte flamingo. Vlieg met je voeten naar de zonsopgang totdat je bij de riviermonding komt en volg dan de rivier tot aan de bergen. Daar is jouw plek. Wees niet bang als je daar aankomt. Vergeet je neven en wees groots.”

De arme Witte Vleugel werd bijna duizelig van al deze goede dingen. Hij wist niet wat het betekende om op reis te gaan. Maar de oude schildpad vertelde hem over de vele eilanden die hij zou zien en over de gevaren onderweg. Toen zei ze hem snel te vertrekken en begon zelf haar moeizame weg door het zand, terug naar het diepe water van de zee.

De volgende ochtend was Witte Vleugel al ver op zee en keek uit naar een eiland waar hij water en voedsel kon vinden. Zijn doel was om het rijk van de Keizer te bereiken die graag een witte flamingo wilde. Na vele dagen en nachten gereisd te hebben, kwam hij bij een berg bedekt met palmen. Er was geen witte kust maar een dik moeras en hij zag de rivier die hem naar de Keizer zou leiden.

Een zwarte vogel met een grote gele snavel begroette hem met een vrolijke lach en zei dat hij inderdaad op de goede weg was. Deze vogel was een toekan. De vogel gaf hem veel goede raad maar vond het jammer dat de flamingo geen bananen wilde eten in plaats van vis. De vrolijke toekan bood aan om Witte Vleugel te begeleiden op zijn reis door de vallei. Maar hij vloog maar een klein stukje mee want onderweg zag hij wilde vijgen die hij wilde eten.

De reis door de riviervallei was lang. Onderweg zag Witte Vleugel luidruchtige papegaaien en miljoenen insecten die met hun lantaarns flitsten. Uit de donkere bossen steeg geschreeuw op van grote katten en sterke slangen die hun prooi vingen. Uiteindelijk bereikte hij een prachtige vlakte en kwamen de rokende bergen in zicht. Hij was bijna bij de stad van de Keizer.

Bij zonsopgang zag hij de hoge muren van het paleis en hoorde hij mooie muziek. Hij wachtte op de hoge kliffen boven de rivier en poetste zijn prachtige witte verenpak. Toen het dag was, beklom de hofhouding van de Keizer de rots naar het paleis. Ze boden de Keizer “het licht van de zon” aan want de Keizer was heilig.

Witte Vleugel zweefde hoog boven hen allemaal uit. Zijn grote witte gestalte was prachtig in het opkomende zonlicht. Geen enkele vogel had ooit zo mooi geleken. Hij zag de stoet mensen die stil hield van verbazing. Toen zweefde hij langzaam naar beneden.

Vanaf dat moment leidde Witte Vleugel bijna zelf het leven van een keizer. Er werd een prachtig park voor hem aangelegd en hij kreeg bedienden. Hij kreeg de malste visjes en de sappigste slakken te eten. Eén van zijn dunne poten werd vastgebonden met een gouden ketting en hij kreeg een gouden ketting met turkoois om zijn hals.

Witte Vleugel werd vanaf toen Prins Flamingo genoemd en ging als adviseur van de Keizer werken. Hij was heel wijs en hij stond uren op één poot naast de troon. Jarenlang leefde hij in pracht en praal en verwierf steeds meer wijsheid. Hij ging ook veel van de kleine prinsen en prinsessen houden.

Hij hield van één prinses in het bijzonder maar daar zal mevrouw Oude Schildpad de volgende keer verder over vertellen. Zij moet eerst namelijk even naar het buitenland om wat zaken te regelen. Daarna horen jullie hoe de reis van prins Flamingo verder gaat.


Downloads