De Pompoenreus

Heel lang geleden, vóór de tijd van onze grootmoeder, of die van onze overgrootmoeder waren er geen pompoenen. Mensen hadden nog nooit een pompoentaart of gestoofde pompoen gegeten. Dat was de tijd van de Pompoenreus.

Sinds het begin van de wereld bestaan er al goede en slechte reuzen. De Pompoenreus was een hele slechte reus. Hij zag er gevaarlijk uit en hij vertoonde slecht gedrag. Hij bezorgde de mensen rillingen van angst die Reuzenrillingen werden genoemd. De Pompoenreus was heel lang voor een reus en hij had een groot geel gezicht. Zijn ogen gloeiden als vurige kolen en het leek alsof zijn hele hoofd verlicht werd door kaarsen. Zijn brede mond strekte zich uit over de helft van zijn gezicht en hij had puntige witte tanden. Hij woonde in een kasteel, zoals gebruikelijk is voor reuzen.

De Pompoenreus at graag alles wat dik was. Iedereen was bang voor deze reus. Zelfs de koning had zijn troon laten verstevigen omdat hij bang was voor een aanval van de reus. Hij maakte zich ook grote zorgen over zijn enige dochter prinses Ariadne Diana, zij was de dikste prinses van de wereld. Ze had in de twaalf jaar van haar bestaan nog nooit een stap gelopen en kon alleen maar rollen. De prinses mocht het paleis nooit verlaten zonder een gewapende lijfwacht van vijftig ridders.

Ondertussen kreeg de Pompoenreus, die overal verschrikkelijke verwoestingen aanrichtte, steeds meer honger. Tenslotte maakte de wanhopige koning bekend dat hij degene, die hem het hoofd van de reus zou brengen, tot ridder zou benoemen. Alle mannen in het koninkrijk wilden graag ridder worden dus ze probeerden allemaal een manier te bedenken om de reus te doden. Het probleem was alleen dat ze allemaal te bang waren om dichtbij de reus te komen.

Nu was er een man die niet ver van het kasteel woonde en alleen maar een huisje met een aardappelveld bezat. Hij had een dikke zoon. Deze familie was zo bang voor de reus dat de moeder al twee jaar in bed lag met Reuzenrillingen. De aardappeloogst ging niet goed en ze hadden amper genoeg te eten. De vader heette Patroclus, de naam van de moeder was Daphne en de jongen werd Aeneas genoemd.

Op een ochtend waren vader en zoon nieuwe aardappelen aan het opgraven. Sommigen van deze aardappelen waren heel groot. Hun werk vlotte niet erg goed want ook Patroclus had deze dag last van Reuzenrillingen.

Plotseling beefde de aarde hevig. Patroclus en Aeneas keken op en zagen de Pompoenreus aankomen met zijn mond wijd open. “Verstop je achter mij, lieve zoon!” riep Patroclus. Aeneas gehoorzaamde, maar het had geen zin want je kon zijn wangen aan weerszijden van zijn vaders vest zien want hij was erg dik. Patroclus was normaal gesproken geen dappere man, maar in een noodsituatie was hij wel dapper.

De Pompoenreus kwam steeds sneller dichterbij en opende zijn mond steeds verder. Toen pakte Patroclus de grootste aardappel die hij vinden kon en gooide deze in de mond van de Pompoenreus. De reus hijgde en verslikte zich, hij hapte naar adem en viel uiteindelijk op de grond en stierf.

Ondertussen waren Patroclus en Aeneas snel naar huis gerend en zagen uit het raam dat de reus heel stil op de grond lag. Op dat moment was Daphne genezen van de Reuzenrillingen en ze stapte voor het eerst sinds twee jaar uit bed. Patroclus pakte een vleesmes en ze gingen naar het aardappelveld. Voorzichtig naderden ze de reus. Ze waren bang dat hij toch nog opeens zou opspringen maar dat gebeurde niet. Hij was echt dood. Toen hakten ze zijn hoofd eraf.

De koning werd op de hoogte gebracht van de dood van de Pompoenreus en was zeer verheugd. Zijn Reuzenrillingen verdwenen ook onmiddellijk en zijn dochter Ariadne Diana mocht weer lekker buitenspelen zonder haar lijfwachten. Maar de koning vergat Patroclus tot ridder te maken.

Patroclus en Daphne vonden dit erg jammer maar Aeneas kon het niet schelen. Hij had nu het hoofd van de reus om mee te spelen en dat was beloning genoeg voor hem. De andere jongens keken verlangend naar het speeltje van Aeneas. Maar uiteindelijk ging het hoofd kapot in de herfst en lag in stukken verspreid over het veld.

In het voorjaar groeiden er opeens op het aardappelveld honderden pompoenen. De mensen dachten dat ze de Reuzenhoofden boven de grond zagen verschijnen en dat de rest van de Reuzen erachteraan zou komen. “Eerst was er maar één Pompoenreus”, zeiden ze, “maar nu zal er een heel leger zijn. Eén reus was al verschrikkelijk, lieve help, hoe moet dat verder?”

Maar na enige tijd verscheen er, behalve de hoofden, niets boven het aardappelveld en de mensen waren wat minder ongerust. De koning had zijn dochter wel voor de zekerheid een nieuwe lijfwacht gegeven.

Aeneas wilde altijd alles in zijn mond stoppen. Hij had kennis gemaakt met bijna alle smaken in zijn directe omgeving maar Reuzenhoofden had hij nog niet geproefd. Dag en nacht vroeg hij zich af hoe het hoofd van de reus zou smaken en op een dag sloop hij naar het aardappelveld en sneed een stukje af. Het smaakte zoet en lekker. Hij at door tot hij tweederde van het hoofd had opgegeten. Toen vroeg hij zijn moeder of ze een tegengif had hoewel hij zich helemaal niet ziek voelde. Maar misschien was een Reuzenhoofd wel giftig.

“O Aeneas, mijn lieve zoon!”, riep Daphne wanhopig, “er is geen tegengif voor een Reuzenhoofd! Wat moeten we nu doen?”

Toen barstten ze allebei in tranen uit. Ze waren bang dat Aeneas zou sterven zonder tegengif. Patroclus huilde ook mee toen hij thuiskwam. Ze keken naar Aeneas in de verwachting dat ze hem elk moment konden zien sterven. Maar het tegendeel was waar. Hij had zich nog nooit zo goed gevoeld. Bij zonsondergang riep Aeneas blij: “Ik ga niet dood. Jullie kunnen stoppen met huilen. Ik ga nog een stukje van het Reuzenhoofd eten, ik heb reuzenhonger.”

Zijn vader en moeder waren nog ongerust want hij was hun enige zoon. Aeneas kwam terug met het hele hoofd.

“Kijk, we kunnen hier allemaal van eten en het smaakt nog veel beter dan aardappelen!”, riep hij.

Patroclus en Daphne aarzelden maar ze hadden erg veel honger dus ze aten een stukje Reuzenhoofd. Daphne dacht dat het gekookt nog beter zou smaken en stoofde het Reuzenhoofd in een pan. Ze bedacht ook dat ze er een taart van zou kunnen maken en liet deze in de oven bakken. De Reuzenhoofd-taart smaakte voortreffelijk dus verzamelden ze de rest van de Reuzenhoofden ook en bewaarden ze in de kelder. Zo konden ze nog veel meer taarten bakken.

Op een ochtend kwam de koning langs het huisje en rook een heerlijke geur. Hij stuurde een lakei naar binnen om te kijken waar de geur vandaan kwam.

“De vrouw des huizes bakt taarten van de Reuzenhoofden”, zei de lakei.

“Wat?” bulderde de koning. “Breng me gelijk een stuk taart.”

De lakei bracht een taart maar eerst proefden de ridders om er zeker van te zijn dat het niet giftig was. Daarna nam de koning ook een hap.

“Zoiets heerlijks heb ik in mijn leven nog nooit geproefd”, riep de koning verheugd. “Roep onmiddellijk de vrouw naar buiten.”

Dus Daphne kwam bevend naar buiten, en Patroclus en Aeneas ook. “Vertel me alles over deze heerlijke taarten en ik zal je belonen.”

Toen viel Patroclus op zijn knieën en vertelde hij de hele geschiedenis van de Reuzenhoofden.

De koning bloosde van schaamte. “En ik vergat je te ridderen, edele dappere man, en ik vergat een dame van je bewonderenswaardige echtgenote te maken.”

Toen boog de koning zich uit zijn zadel en sloeg Patroclus met zijn koninklijke zwaard en maakte hem ridder. De hele familie ging in het koninklijk paleis wonen. De rozen werden uit de koninklijke tuin gehaald en er werden pompoenen gezaaid. Want zo werden de Reuzenhoofden vanaf dat moment genoemd. Patroclus hielp de koning en Daphne hield toezicht op het bakken van pompoentaarten in de koninklijke keuken. En Aeneas trouwde met prinses Ariadne Diana!

Boven de ingang van het kasteel van de Pompoenreus werd een gedicht gegraveerd ter ere van de Pompoenreus, wat je tot op de dag van vandaag nog kunt lezen. En de koning betaalde hiervoor met vijftig pompoentaarten!


Downloads