De nieuwsgierige meneer Buidelrat

Het was meneer Uil die het bosvolk waarschuwde door op een avond te roepen: “Wie het aangaat, luister naar dit bericht!” De bosbewoners wisten tenminste dat hij dat bedoelde, maar iemand anders had kunnen denken dat hij alleen maar “Oehoe! Oehoe” riep.

Dus toen alle dieren, groot en klein, zich rond zijn boom hadden verzameld, vertelde hij hen dat het volgens hem een heel, heel strenge winter zou worden.

Dat betekende natuurlijk dat ze meteen moesten beginnen met het inslaan van voorraden voor de koude, ingesneeuwde dagen, en iedereen spande zich er meteen voor in.

Zelfs mevrouw Konijn, die zelden veel voorbereidingen trof voor de winterdagen, begon conserven te maken; alle kleine konijntjes werden met hun mandjes eropuit gestuurd om maïs en bonen en bietenkoppen en allerlei andere lekkernijen te verzamelen. “Als we ze niet groen kunnen krijgen,” zei mevrouw Konijn tegen haar buurvrouw, mevrouw Eekhoorn, “kunnen we ze gestoofd eten, maar natuurlijk geven we er de voorkeur aan ze in hun natuurlijke staat te hebben.”

Om haar buurvrouw aan te moedigen wintervoorraden aan te leggen, gaf mevrouw Eekhoorn haar een grote mand vol walnoten die mevrouw Konijn had gepekeld, en sommigen zeggen dat dit de eerste walnoten waren die ooit waren gepekeld.

Maar dit verhaal gaat niet over ingemaakte walnoten; het gaat over de mooie ingemaakte blikken die mevrouw Konijn had neergezet en het ongeluk dat meneer Buidelrat overkwam.

Iedereen die in die dagen het huis van mevrouw Konijn passeerde, vond het moeilijk om voorbij haar deur te komen, want zulke pittige, lekker ruikende geuren die door de open ramen kwamen, zorgden ervoor dat iedereen honger kreeg.

Meneer Buidelrat was vooral geïnteresseerd toen hij ontdekte dat mevrouw Konijn onder andere veel ingeblikte maïs aan het neerzetten was, en hij besloot dat hij als het donker was gewoon een kijkje zou nemen in het raam van haar voorraadkast om te zien hoeveel blikjes ze eigenlijk had.​

Recht voor het raam stond een boom en een tak hing laag genoeg zodat meneer Buidelrat zich met een beetje voorzichtigheid er gemakkelijk overheen kon slingeren en het raam van de voorraadkast kon bereiken.

Dit zou veilig genoeg zijn geweest als de tak een goede stevige tak was geweest, maar dat was het niet, en toen meneer Buidelrat erop ging staan, voordat hij zelfs maar klaar was om te zwaaien, kraakte de tak en brak af. Daar viel meneer Buidelrat naar beneden, regelrecht in een vat met witkalk dat mevrouw Konijn klaar had staan voor gebruik in haar huisje.

Maar dat was nog niet het ergste. Toen hij naar huis rende, zo bang dat hij zich helemaal niet meer kon herinneren wat er gebeurd was, en thuis kwam, herkende mevrouw Buidelrat hem niet meer, maar dacht dat hij een vreselijk wit wezen was dat haar kinderen kwam halen, en ze sloeg de deur voor zijn gezicht dicht.

De hele nacht moest meneer Buidelrat buiten zitten, de kalk droop van zijn jas, en toen de ochtend, helder en fris, aanbrak, stonden alle kleine konijntjes en ook meneer en mevrouw Konijn voor het huis te kijken naar hem.

Mevrouw Konijn wilde weten wat hij van plan was geweest met haar kalk. “Ik heb je gevolgd tot aan je eigen voortuin, dus je hoeft het niet te ontkennen,” zei ze.

Meneer Buidelrat probeerde het niet te ontkennen, want wat had het voor zin. Hij zat immers helemaal onder de witte kalk. Maar hij probeerde meneer en mevrouw Konijn te vertellen dat het allemaal een ongeluk was, dat hij gewoon langs de tak wilde rennen maar dat de tak af brak en dat hij toen toevallig in de kalk viel.

Mevrouw Buidelrat had tegen die tijd natuurlijk ontdekt dat het haar man was, en ze kwam naar buiten om te zeggen dat wat mevrouw Konijn dacht dat ze met haar kalk wilden doen.

Mevrouw Konijn snuffelde met haar neus en zag er heel wijs uit. “Nou,” zei ze, “als dat waar is, meneer Buidelrat, dat het allemaal een ongeluk was, dan is dat zo. Maar u moet toegeven dat het er verdacht uitzag.”

Meneer Buidelrat gaf toe dat dit het geval was, en toen huppelde de familie Konijn naar huis; maar het duurde lang voordat meneer Buidelrat weer naar buiten kon, want de witte jas die hij droeg was zowel overdag als ‘s nachts duidelijk te zien.


Downloads