De magische bloem

Er leefde eens een kleine vrouw wier stukje tuin een genot was om te zien voor iedereen.

Zulke prachtige bloemen als zij had! En te midden daarvan, groen als smaragd en glad als fluweel, lag een grasveld waar nooit onkruid in groeide. En door het gras liep een tuinpad, zo wit als sneeuw. Iedereen die het zag, verklaarde dat er geen mooiere tuin was in het land van de koning en wat ze zeiden was niet meer dan waar.

Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat werkte de kleine vrouw om haar tuin mooi te houden, maar ondanks al haar zorg, bracht de oostenwind, als hij hard blies, in een werveling afval mee van de voortuin van haar buurman en verspreidde het tussen haar bloemen.

Helaas, wat een binnenplaats met troep was de voortuin van de buurman! Afgezien van het afval dat er altijd lag, was het er helemaal kaal en er lag, voor de deur, een hoop aarde en as zo hoog als een heuveltje. Iedereen die er langs liep, wendde zijn ogen ervan af, want er was geen lelijkere plek in het land van de koning; en dat was niet anders dan waar.

Elke keer als het kleine vrouwtje uit haar raam keek of in haar tuin liep, zag ze de voortuin en vele dagen, keer op keer, zei ze tegen zichzelf:

“Ik wilde dat ik er duizend mijlen vandaan was” en als ze besloot, zoals soms, dat ze zich er niet meer druk over zou maken, dan kwam juist de oostenwind weer met, in zijn werveling, een berg afval. Oh, het leek alsof ze altijd aan het schoonmaken was vanwege die nare voortuin!

En wat ze eraan moest doen, wist ze niet. Ze puzzelde en plande, ze wenste en ze werkte, maar ze was ten einde raad toen op een dag haar goede fee haar kwam opzoeken.

“Maak je geen zorgen,” zei haar goede fee, toen ze het probleem had gehoord. “In jouw eigen tuin groeit een magische bloem die dingen recht kan zetten en oplossen; en als je er maar goed voor zorgt en er naar kijkt en lang genoeg wacht, zul je zien wat je zult willen zien.”

En toen ze haar de bloem had gewezen, vervolgde ze haar weg, de kleine vrouw zeer getroost achterlatend.

Ze verzorgde de bloem goed en keek er vaak naar en wachtte af wat ze zou zien; en terwijl ze keek en wachtte, barstte de bloem open en kwam in bloei. De mooiste bloei ooit! Elke bloesem was zo rooskleurig als de wolkjes bij zonsopgang; en dankzij hen was de tuin van de kleine vrouw nog mooier dan voorheen.

“Dit is de mooiste tuin in het land van de koning,” zei iedereen die langskwam; en wat ze zeiden was niet meer dan waar.

Maar wat de voortuin van de buurman betreft, die was net zo kaal en lelijk als altijd. De hoop vuil en as werd met de dag groter; en telkens als de wind uit het oosten waaide, bracht hij, in een werveling, zijn afval in de tuin van de kleine vrouw, precies zoals altijd.


De kleine vrouw keek elke ochtend of de magie van de bloem begon te werken, maar ochtend na ochtend veranderde er niets.

“Het is zo lang wachten en zo vermoeiend om te zien of magische dingen werken,” zei ze tegen zichzelf; maar vanwege wat haar feeënmoeder haar had verteld, verzorgde ze de bloem van dag tot dag en hoopte ze in haar hart dat er nog iets zou gebeuren.

Maar langzamerhand verwelkten de bloesems van de bloem en vielen er af en daarna kwam het zaad. Honderden en honderden gevederde zaden waren er, en op een dag kwam de wind uit het westen en blies ze in een wervelwind over het hek en de voortuin van de buurman in. Niemand zag ze gaan, zelfs de kleine vrouw wist niet wat er van ze geworden was. En wat de binnenplaats betreft, die was even lelijk als altijd met zijn ashoop en zijn afval. Iedereen die er langs kwam, wendde zijn ogen ervan af.

De kleine vrouw kon er echt zelf niet meer naar kijken.

“Ik zal in plaats daarvan naar de magische bloem kijken,” zei ze tegen zichzelf, en dat deed ze. Vroeg en laat op de dag verzorgde ze de plant en werkte ze om haar tuin mooier en mooier te maken maar wendde haar blik van de voortuin af. En als de wind uit het oosten weer afval tussen haar bloemen blies, harkte ze het weg en verbrandde het en maakte zich er verder geen zorgen meer over.

De zomer ging voorbij en de herfst kwam en ook de winter ging voorbij. Maar in het volgende voorjaar gebeurde er iets.

“Van alle tuinen in het land van de koning is er geen tuin zo mooi als deze twee tuinen,” riepen de mensen die langskwamen. En toen de kleine vrouw verbaasd om zich heen keek om te zien wat die woorden betekenden, zag ze plotseling dat de voortuin van de buurman vol bloemen stond – honderden en honderden mooie bloesems – allemaal zo roze als de wolkjes bij zonsopgang. Ze bedekten de hoop vuil en as, ze verzamelden zich rond de steen van de deur, ze vulden de hoeken en in het midden daarvan stond de buurman. Hij was druk aan het harken en schoonmaken, net zoals de kleine vrouw altijd deed.

“Het is mooi weer voor de bloemen,” zei hij, glimlachend en vriendelijk naar de kleine vrouw knikkend.

“Het mooiste en beste weer ter wereld,” zei de kleine vrouw en ze knikte en glimlachte tevreden, want ze wist dat de magische bloem nu zijn werk had gedaan!


Downloads