Een hardwerkende eekhoorn was er na veel zwoegen in geslaagd een zeer mooie boerderij te maken voor zichzelf. Omdat hij een bekwame boomklimmer was, had hij niet de moeite genomen om een weg naar zijn boerderij te maken. Hij bereikte het altijd via de bomen.
Op een dag, toen zijn oogst bijna rijp was, gebeurde het dat Spin in die buurt ging jagen. Tijdens een van zijn reizen kwam hij bij de boerderij van Eekhoorn. Zeer tevreden over het aanzien van de velden, zocht hij naar de weg er naar toe. Hij vond echter geen weg, dus keerde hij terug naar huis en vertelde zijn familie alles over de zaak. De volgende dag vertrokken ze allemaal naar deze mooie plek en gingen meteen aan het werk om een weg aan te leggen. Toen dit voltooid was, gooide Spin – die erg sluw was – scherfjes van een aardewerken pot langs het pad. Dit deed hij om te doen geloven dat zijn kinderen ze hadden laten vallen tijdens het werk om de weg naar de boerderij klaar te maken.
Toen begonnen hij en zijn gezin de maïs, die rijp was, om te hakken en weg te voeren. Eekhoorn merkte dat zijn velden werden leeg geroofd, maar kon de dief in eerste instantie niet vinden. Hij besloot verder te gaan kijken. En ja hoor, Spin verscheen al snel weer om meer van de oogst te stelen. Eekhoorn eiste te weten welk recht hij had op deze velden. Spin stelde hem meteen dezelfde vraag. “Het zijn mijn akkers,” zei Eekhoorn. “Oh nee hoor! Ze zijn van mij,” antwoordde Spin. “Ik heb ze gegraven en gezaaid en geplant”, zei de arme Eekhoorn. “Waar is dan uw weg er naar toe?” zei de sluwe Spin. “Ik heb geen weg nodig. Ik kom via de bomen,” was het antwoord van Eekhoorn. Spin lachte minachtend en bleef de boerderij gebruiken alsof het de zijne was.
Eekhoorn deed een beroep op de wet, maar de rechtbank besloot dat niemand ooit een boerderij had gehad zonder dat er een weg naar toe leidde, daarom moesten de velden wel van Spin zijn.
In grote vreugde bereidden Spider en zijn gezin zich voor om de resterende oogst om te hakken. Toen het gesneden was, bonden ze het in grote bundels en gingen op weg naar de dichtstbijzijnde markt om het te verkopen. Toen ze ongeveer halverwege waren, stak er een vreselijke storm op. Ze waren verplicht hun lasten langs de weg neer te zetten en een schuilplaats te zoeken. Toen de storm voorbij was, keerden ze terug om hun lading op te halen.
Toen ze de plek naderden, troffen ze daar een grote, zwarte kraai aan, met zijn brede vleugels gespreid om de bundels droog te houden. Spin ging naar hem toe en bedankte hem beleefd dat hij zo vriendelijk voor hun eigendom had gezorgd. “Uw eigendom!” antwoordde vader Kraai. “Wie heeft er ooit gehoord dat iemand bundels maïs langs de weg heeft achtergelaten? Onzin! Deze ladingen zijn van mij.” Dit zeggende, raapte hij ze op en ging met ze weg, terwijl hij Spin en zijn kinderen bedroefd en met lege handen naar huis liet terugkeren. Hun manier van stelen had hen weinig winst opgeleverd….