Er was eens een echtpaar dat leefde in een oud, krakkemikkig huisje aan een rivier. Achter het huisje lag een stukje grond met daarop een knoestige, oude appelboom. De man heette Peter en de vrouw heette Kate. Ze waren zo arm, dat ze amper geld hadden om brood te kopen.

Op een nacht had Peter een droom. Hij droomde dat een lange, grijze, oude man naar hem toe kwam. De man zei tegen Peter: “Ik weet dat je een moeilijk leven hebt, maar je hebt nooit gemopperd of geklaagd. Daarom ben ik naar je toe gekomen om je te helpen. Volg de rivier tot je bij een brug komt. Aan de andere kant van de rivier ligt een stadje. Ga op de brug staan en wacht daar geduldig tot iemand naar je toe komt. Hij zal je iets vertellen waar je heel erg rijk mee zult worden. Maar wees geduldig. De man zou waarschijnlijk niet de eerste dag al naar je toekomen. De tweede dag waarschijnlijk ook niet. Het zal waarschijnlijk op de derde dag zijn dat je de man zult ontmoeten.”

De volgende ochtend vertelde Peter over zijn droom aan zijn vrouw Kate. Maar ze wilde er niets van weten. “Ga maar liever je tijd nuttig besteden met het hakken van hout,” zei ze. “Misschien brengt dat nog iets op om brood mee te kopen.”

Dus Peter deed wat zijn vrouw van hem verlangde. Hij ging hout hakken en verkocht daar wat van aan zijn buurman, zodat hij met de opbrengst daarvan brood kon kopen.

Peter was tegen de avond zijn droom alweer bijna vergeten. Maar in de nacht verscheen de lange, grijze, oude man opnieuw in zijn droom. “Waarom heb je niet gedaan wat ik je gezegd heb, Peter?” sprak de man. “Vergeet niet dat geluk niet eeuwig zal wachten. Morgen ga je op weg naar de brug en de stad waarvan ik je vertelde. En geloof het maar. Het is de waarheid. Als je daar drie dagen wacht en het beste maakt van wat je daar te horen krijgt, word je een rijk man.”

De volgende dag wilde Peter direct op weg gaan naar de brug, maar zijn vrouw hield hem tegen. “Doe niet zo dwaas,” zei ze. “Gisteren heb je genoeg geld verdiend om een brood te kopen. Wie weet of je vandaag nog meer kunt verdienen.”

Dus Peter ging die dag ook niet op pad en op zoek naar zijn fortuin.

Maar de volgende nacht verscheen de oude man voor de derde keer voor hem, en nu was zijn blik streng. “Jij domme man!” zei hij. “Drie keer ben ik bij je gekomen, en nu zal ik niet meer komen. Ga naar de brug waarover ik heb gesproken en luister goed naar wat daar tegen je wordt gezegd. Doe je het niet, dan zul je altijd arm en kansloos blijven.”

Hiermee verdween de oude man en Peter werd wakker.

de dromer sprookje

Peter had geen zin om ruzie met zijn vrouw te maken. Dus stond hij vroeg op en pakte zoveel eten om er zijn maag de komende drie dagen mee te kunnen vullen. Direct daarna ging hij zonder iets tegen zijn vrouw te zeggen op weg.

Lange tijd reisde Peter de rivier af tot hij bij een brug kwam waarover je de rivier kon oversteken naar een stad aan de overkant. Peter wist zeker dat dit de plek was waarover de oude man in zijn dromen had verteld.

Hij zocht een plek uit op de brug en bleef daar de hele dag staan. De voorbijgangers staarden hem aan en sommigen van hem hielden een praatje met hem, maar niemand vertelde hem iets over het grote geluk dat op hem stond te wachten. De hele dag wachtte hij op de brug, en ook de dag erna. Op de derde dag begon Peter zich af te vragen of hij niet een enorme dommerd was om in een droom te geloven, terwijl hij drie dagen lang met werken al wat geld had kunnen verdienen.

Aan de overkant, net voorbij de brug, stond het huis van een kleermaker. De kleermaker had Peter alle dagen op de brug gezien en vroeg zich af waarom de man daar stond. Hoe langer Peter er stond, hoe nieuwsgieriger de kleermaker werd. Tegen het einde van de derde dag hield hij het niet langer uit en hij legde zijn werk opzij en ging naar de brug om uit te zoeken wat Peter daar aan het doen was.

Hij stapte op Peter af. Goedendag,” zei de kleermaker, “ben je hier op de brug op iemand aan het wachten?”

“Ik wacht inderdaad op iemand,” antwoordde Peter. “Maar het is misschien een beetje gek, want ik weet niet op WIE ik nu precies wacht.” Toen vertelde hij de kleermaker over zijn droom en hoe hem verteld werd dat, als hij drie dagen op de brug wachtte, er iemand langs zou komen om hem iets te vertellen wat hem ongelofelijk rijk zou maken.”

“Ja, dat vind ik toch een beetje dom,” zei de kleermaker. “Ik heb ook dromen en vorige week heb ik drie keer gedroomd dat er een oude man naar mij toekwam. Hij zei dat ik de oever van de rivier moest volgen tot ik bij een oud, krakkemikkig huis zou komen waar een man, genaamd Peter en een vrouw, genaamd Kate, woonden. Daar zou ik op hun grond moeten graven tussen de wortels van een oude, knoestige appelboom. Ik zou er een kist met gouden munten vinden. Dat was wat ik droomde. Maar ik heb teveel verstand om er aandacht aan te schenken. Denk je dat ik op zoek zou gaan naar zo’n plek? Nee, inderdaad, ik ben toch geen dwaas? Ik blijf bij mijn werk. Ik verdien er genoeg mee om een warm dak boven mijn hoofd te hebben en genoeg eten te hebben. Ik adviseer jou hetzelfde te doen. Ga naar huis en misschien kun je iets beters verdienen om knappe kleding te kopen in plaats van de vodden die je nu draagt.”

Dat zei de kleermaker, en toen ging hij terug naar zijn kleermakerszaak en zijn naaiwerk.

Maar Peter stond op en krabde op zijn hoofd. “Een man genaamd Peter, en zijn vrouw genaamd Kate! En een appelboom achter het huis!” dacht hij. “Het is toch heel bizar dat er al die tijd een fortuin onder de wortels van de appelboom ligt, en ik naar deze brug en stad moest komen om erover te horen.”

Daarna rende Peter zo vlug als hij kon naar huis. Hij wachtte niet om naar binnen te gaan, maar riep naar zijn vrouw om voor hem een schop te halen. Daarmee rende hij om het huis heen naar de appelboom.

Zijn vrouw wist niet wat er met hem was gebeurd. Ze dacht dat haar man helemaal doorgedraaid was, maar toch gaf ze hem de schop en rende hem achterna naar de appelboom.

Hij had nog niet zo lang gegraven toen hij met de schop op iets hards stootte. Niet veel later ontdekte hij een grote kist, gemaakt van eikenhout. De kist was dichtgebonden met ijzer. De kist was zo zwaar dat Peter hem nauwelijks uit het gat kon tillen. Kate hielp hem erbij en toen lukte het. Met een paar slagen kreeg Peter het ijzer van de kist om hem open te maken. Hij kon het nauwelijks geloven wat hij in de kist aantrof. Het was volgeladen met gouden munten, genoeg om een leven lang in grote luxe te leven.

En zo bereikte Peter het grote geluk en dat allemaal door middel van een droom.

Peter en Kate lieten een groot huis bouwen. Ze hadden elke dag goed te eten en ze droegen mooie kleding. Ze zorgden niet alleen goed voor zichzelf maar lieten anderen ook delen in hun geluk.

Op een dag trok Peter zijn mooiste kleren aan en hij vroeg Kate om zich ook op haar mooist te kleden. Ze reden de brug over naar het huis van de kleermaker. Toen de kleermaker het echtpaar voor zijn zaak zag rijden, dacht hij dat het een rijke zakenman met zijn vrouw was. Hij haastte zich naar buiten, maakte een buiging en begroette het echtpaar op zijn allervriendelijkst.

Peter begroette de kleermaker terug en zei: “Weet je nog wie ik ben?”

“Nee,” zei de kleermaker, “ik geloof niet dat ik ooit de eer heb gehad.”

Toen vertelde Peter hem dat hij de arme man was die daar in vodden op de brug had gestaan, wachtend tot het geluk naar hem toe zou komen. En dat gebeurde ook, want als de kleermaker niet over zijn droom had verteld, had hij nooit geweten dat hij een kist met goud onder de appelboom bezat en zou hij nooit de rijke man geworden zijn die hij nu was.

De kleermaker kon zichzelf wel voor zijn kop slaan, want als hij nu maar wel zijn dromen had geloofd, zou hij het goud zelf hebben gevonden en er een deel van hebben gehouden.

Maar Peter gaf de kleermaker honderd goudstukken om hem te troosten en hij bestelde al zijn kleding bij de kleermaker en beloofde er hem een goede prijs voor te betalen, zodat de kleermaker ook wat goeds kreeg van zijn dromen.


Downloads