Naar het u bevalt

Er was eens een slechte hertog, Frederick genaamd, die het hertogdom in nam dat eigenlijk van zijn broer was. Hij stuurde zijn broer in ballingschap. Zijn broer werd verbannen naar het bos van Arden, waar hij het leven van een dappere boswachter leidde.

Rosalind, de dochter van de verbannen hertog, bleef bij Celia, de dochter van de slechte hertog Frederick. De twee hielden nog meer van elkaar dan twee zussen. Op een dag was er een worstelwedstrijd en Rosalind en Celia gingen kijken. Charles, een gevierd worstelaar, was erbij. Hij had bij dit soort wedstrijden al veel mannen gedood. Orlando, de jonge man met wie hij zou worstelen, was zo jong en dun dat Rosalind en Celia dachten dat hij zeker zou worden gedood. Dus spraken ze met hem en smeekten hem niet zo’n gevaarlijk avontuur aan te gaan. Maar het enige effect van hun woorden was dat hij wilde winnen om bewondering van deze lieve dames te krijgen.

Orlando werd, net als Rosalinds vader, door zijn broer uit zijn erfenis gehouden en was erg bedroefd over de onvriendelijkheid van zijn broer. Totdat hij Rosalind zag, kon het hem niet veel schelen of hij zou leven of zou sterven. Maar nu gaf de aanblik van de mooie Rosalind hem kracht en moed, zodat hij het wonderbaarlijk goed deed, en tenslotte Charles zelfs zo hard op de grond wierp dat de worstelaar van de grond moest worden gedragen. Hertog Frederick prees hem om zijn moed en vroeg naar zijn naam.

“Mijn naam is Orlando en ik ben de jongste zoon van Sir Rowland”, zei de jongeman.

Nu was Sir Rowland, toen hij nog leefde, een goede vriend van de verbannen hertog geweest. Frederick hoorde met spijt wiens zoon Orlando was, en hij wilde geen vriendschap met hem sluiten. Maar Rosalind was opgetogen te horen dat deze knappe jonge vreemdeling de zoon was van de oude vriend van haar vader. Terwijl ze weggingen, draaide ze zich meer dan eens om, om nog een vriendelijk woord tegen de dappere jongeman te zeggen. “Meneer”, zei ze, terwijl ze hem haar ketting gaf, “draag dit voor mij. Ik zou meer willen geven, maar ik heb de middelen daartoe niet.”

Rosalind en Celia begonnen, toen ze alleen waren, over de knappe worstelaar te praten en Rosalind bekende dat het liefde op het eerste gezicht was. “Kom, kom,” zei Celia, “hou je genegenheden in toom.”

“O”, antwoordde Rosalind, “ze zijn sterker dan de meest sterke worstelaar. Kijk, daar komt de hertog.”

“Met zijn ogen vol woede”, zei Celia.

“Jij moet het hertogdom onmiddellijk verlaten”, zei hij tegen Rosalind. “Waarom?” vroeg ze.

“Het maakt niet uit waarom,” antwoordde de hertog, “je bent verbannen. Als je binnen tien dagen binnen twintig mijl van mijn hof wordt gevonden, zul je sterven.”

Dus ging Rosalind op zoek naar haar vader, de verbannen hertog, in het bos van Arden. Celia hield teveel van haar om haar alleen te laten gaan. Het was ook best een gevaarlijke reis, dus verkleedde Rosalind zich als een jongeman en haar nicht verkleedde zich als een plattelandsmeisje. Rosalind zei dat ze Ganymedes zou heten en Celia zou Aliena heten. Ze waren erg moe toen ze eindelijk bij het bos van Arden kwamen, en terwijl ze op het gras zaten, kwam een landgenoot langs. Ganymedes vroeg hem of hij eten en een huis voor hen had. Hij vertelde dat de schaapskuddes en het huis van een herder verkocht moesten worden. Dus kochten zij het huis en vestigden zich als herder en herderin in het bos.

In de tussentijd had Oliver geprobeerd zijn broer Orlando te doden maar ook Orlando dwaalde door het bos, en daar ontmoette hij de rechtmatige hertog. Toen hij vriendelijk werd bejegend door hem, bleef hij bij hem. Orlando kon alleen maar aan Rosalind denken, hij zwierf door het bos en kerfde haar naam in bomen, schreef liefdesgedichten en hing ze aan de struiken. En op een dag vonden Rosalind en Celia de gedichten. Even later ontmoette Orlando hen, maar hij herkende Rosalind niet in haar jongenskleren, hoewel hij de mooie herdersjongen meteen aardig vond, omdat hij iets in hem zag wat hij in Rosalind had liefgehad.

“Er dwaalt een dwaze minnaar rond in de bossen”, zei Rosalind, “hij hangt gedichten aan de bomen. Als ik hem kon vinden, zou ik hem meteen van zijn dwaasheid genezen.”

Orlando bekende dat hij de dwaze minnaar was, en Rosalind zei: “Als je me elke dag komt bezoeken, zal ik doen alsof ik Rosalind ben, en ik zal doen zoals zij, eigenzinnig en tegendraads, zoals de vrouwen dat doen, totdat u zich schaamt haar lief te hebben.” En dus ging hij elke dag naar haar huis en schepte er genoegen in haar alle mooie dingen te zeggen die hij tegen Rosalind zou hebben gezegd. Zij was heimelijk zeer verheugd dat al zijn liefdeswoorden eigenlijk echt voor haar bestemd waren. Zo gingen vele dagen aangenaam voorbij.

Op een ochtend, toen Orlando Ganymedes weer ging bezoeken, zag hij een man, slapend, op de grond. Hij zag ook dat er een leeuwin in de buurt was die zat te wachten tot de man wakker werd. Ze zeggen dat leeuwen niet azen op iets dat dood is of slaapt. Toen keek Orlando naar de man en zag dat het zijn slechte broer, Oliver was, die had geprobeerd hem van het leven te beroven. Hij vocht met de leeuwin, doodde haar en redde daarmee het leven van zijn broer.

Terwijl Orlando met de leeuwin vocht, werd Oliver wakker en zag dat zijn broer, die hij zo slecht had behandeld, hem met gevaar voor eigen leven van een wild beest redde. Toen kreeg hij berouw en vroeg Orlando vergiffenis en vanaf dat moment waren ze geliefde broeders. De leeuwin had Orlando’s arm zo verwond, dat hij niet naar de herder toe kon gaan dus stuurde hij zijn broer om Ganymedes te vragen naar hem toe te komen.

Oliver ging en vertelde het hele verhaal aan Ganymedes en Aliena. Aliena was zo onder de indruk van de mannelijke charme waarmee hij zijn fouten opbiechtte dat ze meteen verliefd op hem werd. Maar toen Ganymedes hoorde van het gevaar waarin Orlando verkeerde, viel ze flauw. Toen ze bij kwam, zei ze : “Ik had met recht een vrouw kunnen zijn.”

Oliver ging terug naar zijn broer en vertelde hem dit alles en zei: “Ik hou zo veel van Aliena dat ik mijn landgoederen aan jou zal geven en met haar zal trouwen, en dan zal ik hier als herder verder leven.”

“Laat je bruiloft morgen plaatsvinden,” zei Orlando, “dan zal ik het de hertog en zijn vrienden vragen.”

Toen Orlando aan Ganymedes vertelde dat zijn broer morgen zou trouwen, voegde hij eraan toe: “O, wat is het toch bitter om door de ogen van een andere man naar geluk te kijken.”

Toen antwoordde Rosalind, nog steeds in Ganymedes kleding en sprekend met zijn stem: “Als jouw Rosalind zo dichtbij je hart is dan zul je eens met haar trouwen net zoals je broer met Aliena trouwt.”

De volgende dag kwamen de hertog en zijn volgelingen, en Orlando, en Oliver, en Aliena, allemaal samen voor de bruiloft. Toen kwam Ganymedes binnen en zei tegen de hertog: “Als ik je dochter Rosalind binnenbreng, geef je haar dan hier als bruid aan Orlando?”

“Dat zou ik doen”, zei de hertog, “al zou ik er alle koninkrijken voor op moeten geven.”

En jij zegt dat je haar tot bruid zult nemen als ik haar breng?” zei ze tegen Orlando. “Dat zou ik doen,” antwoordde hij, “al zou ik er alle koninkrijken voor op moeten geven.”

Toen gingen Rosalind en Celia naar buiten. Rosalind trok haar mooie vrouwenkleren weer aan en kwam even later terug. Ze wendde zich tot haar vader: “Ik geef mezelf aan jou, want ik ben van jou.” – “Als de waarheid in zicht is,” zei hij, “ben jij mijn dochter.” Toen zei ze tegen Orlando: “Ik geef mezelf aan jou, want ik ben van jou.” – “Als de waarheid in zicht is”, zei hij, “ben jij mijn Rosalind.”

“Ik zal geen vader hebben als jij hem niet bent,” zei ze tegen de hertog, en tegen Orlando, “ik zal geen man hebben als jij hem niet bent.”

Dus Orlando en Rosalind trouwden, en zo ook Oliver en Celia, en ze leefden allemaal nog lang en gelukkig. Ze keerden met de hertog terug naar het koninkrijk. Want een heilige kluizenaar had Frederick de slechtheid van zijn daden laten zien, en dus gaf hij het hertogdom aan zijn broer terug. Zelf ging hij naar een klooster om te bidden om vergeving.

De bruiloften waren vrolijk en werden gehouden op een mooie bemoste open plek in het bos. Een herder en herderin die bevriend waren geweest met Rosalind, toen ze zelf als herder vermomd was, trouwden ook nog op dezelfde dag. En al deze mooie feesten, met veel vrolijkheid, hadden nergens beter kunnen plaatsvinden dan in het prachtige groene bos.


Downloads