Over de straat liep een stoere soldaat. Hij was op weg naar huis. Onderweg ontmoette hij een heks. Ze vroeg hem iets bijzonders: “Wil je veel geld hebben, jongen? Loop dan naar die holle boom daar en ga naar binnen.” Nou, dat wilde de soldaat wel. Onderin de boom ontdekte hij een lange gang met drie deuren. Hij opende de eerste deur en wat zag hij daar? Een kist vol met kopergeld! Bovenop de kist zat een hond met ogen zo groot als schoteltjes. Achter de tweede deur ontdekte hij ook een kist met geld, weer met een hond er bovenop. Achter de derde deur stond een kist met gouden munten, die bewaakt werd door een hond met ogen zo groot als torens!!
De heks had hem echter een schort meegegeven en gezegd: “Als je de honden daar op zet, dan doen ze je geen kwaad.” “En”, zei de heks: “wil je even kijken of je mijn tondeldoos daar beneden in die boom kunt vinden?” De soldaat stopte zijn zakken vol met geld en ging terug. “Waar is mijn tondeldoos?”, vroeg de heks. “Oh, die ben ik vergeten”, zei de soldaat. Hij liep terug om hem op te halen. “Wat ga je eigenlijk doen met deze doos?”, vroeg de soldaat. “Dat vertel ik je niet”, antwoordde de heks. “Jij mag al het geld meenemen, maar de tondeldoos is voor mij.” Toen hakte de soldaat haar hoofd eraf en nam de tondeldoos zelf mee.
Nu was de soldaat ineens schatrijk. Hij huurde een mooie kamer, droeg prachtige kleren en genoot met zijn vrienden van de heerlijkste maaltijden. Maar op een dag was het geld op. Hij moest verhuizen naar een klein kamertje ergens achteraf. Helaas lieten al zijn vrienden hem nu in de steek. Gelukkig ontdekte hij iets. Met het tondeldoosje kon hij op elk moment de honden tevoorschijn halen. Zo had hij snel weer geld genoeg en verhuisde hij weer naar een luxe kamer.
In de stad woonde een koning met een prachtige dochter. Deze mooie prinses werd door haar vader opgesloten in het kasteel. Niemand mocht zomaar bij haar komen. Er was namelijk ooit voorspeld dat ze zou trouwen met een gewone soldaat.
De soldaat wilde haar toch dolgraag een keertje zien. Hij vroeg aan de hond of die daar voor kon zorgen. En dat lukte. De hond bracht de prachtige, slapende prinses bij de soldaat. Midden in de nacht. Wat was ze mooi! Hij kuste haar.
De volgende morgen vertelde de prinses tegen haar ouders dat ze over een hond en een soldaat had gedroomd.
Toen het weer donker werd, haalde de hond haar nog een keer op. Hij werd deze keer echter achtervolgd. Een hofdame uit het paleis zette een kruis op de deur van de soldaat. Zo konden ze zijn huis terugvinden. Op de terugweg zag de hond dat kruis en daarom zette hij op iedere deur van de stad ook een kruis.
De volgende nacht had de prinses een zakje met graankorreltjes op haar rug. Die had de koningin daar vastgebonden. Er zat een gaatje in het zakje, zodat er een heel spoor van korreltjes ontstond. Al snel was het huis van de soldaat nu gevonden. Ze gooiden hem in de gevangenis en de volgende dag wilden ze hem ophangen.
“Hé”, zei de soldaat tegen een jongen: “kun jij mijn tondeldoos ophalen? Ik beloof je dat ik je goed zal belonen met veel geld!” Met de tondeldoos riep hij snel de drie honden. Ze kwamen meteen aangerend, pakten de rechters, de koning en de koningin en smeten ze hoog in de lucht. Ze vielen in stukken. De soldaten werden ontzettend bang en vroegen: “Wil jij de nieuwe koning worden en wil je met de prinses trouwen”? Natúúrlijk wilde de jongen dat. Tijdens het grote bruiloftsfeest zaten ook de honden aan tafel. En ze zetten grote ogen op.
