De kleine dief in de voorraadkast

“Lieve moeder,” zei een muisje op een dag, “ik denk dat de mensen in ons huis erg aardig moeten zijn; denk je niet? Ze laten zulke lekkere dingen voor ons achter in de voorraadkast.”

Er was een twinkeling in de ogen van de moeder toen ze antwoordde: “Nou, mijn kind, ze zijn ongetwijfeld heel goed op hun eigen manier, maar ik denk niet dat ze zo dol op ons zijn als jij lijkt te denken. Onthoud nu maar, Grijze Snorhaar, ik heb je absoluut verboden je neus boven de grond te steken tenzij ik bij je ben, hoe vriendelijk de mensen ook lijken te zijn, het zou me helemaal niet verbazen als ze probeerden jou te vangen.”

Grijze Snorhaar zwaaide minachtend met zijn staart; hij was er vrij zeker van dat hij wist hoe hij voor zichzelf moest zorgen, en hij wilde niet zijn hele leven achter zijn moeder aan lopen. Dus zodra ze zich had opgerold voor een middagdutje, kroop hij weg en rende over de planken in de voorraadkast.

Ah! Er was vandaag iets bijzonder goeds. Een grote taart stond ver achter op de plank en Grijze Snorhaar likte zijn lippen terwijl hij eraan snoof. Over de bovenkant van de taart waren woorden geschreven in roze suiker; maar aangezien Grijze Snorhaar niet kon lezen, wist hij niet dat hij aan de kleine Ethels verjaardagstaart aan het knabbelen was. Maar hij voelde zich wel een beetje schuldig toen hij zijn moeder hoorde roepen. Hij rende weg en was weer terug in het nest tegen de tijd dat zijn moeder klaar was met in haar ogen wrijven na haar dutje.

Ze nam Grijze Snorhaar mee naar de voorraadkamer en toen ze het gat in de taart zag, leek ze een beetje geïrriteerd.

“Er is hier kennelijk een muis voor ons geweest,” zei ze, maar ze vermoedde natuurlijk nooit dat het haar eigen zoontje was.

De volgende dag dook het ondeugende muisje weer in de voorraadkast toen zijn moeder sliep; maar eerst kon hij helemaal niets te eten vinden, hoewel er een heerlijke geur van verse kaas hing.

Maar toen vond hij een klein houten huisje en daarbinnen, precies in het midden, hing de kaas. Grijze Snorhaar rende naar binnen, maar oh! “Klik” klonk het in het kleine houten huisje en het muisje zat vast in een val.

Toen de ochtend aanbrak, tilde de kok, die de val had gezet, hem van de plank en riep toen een klein meisje om de dief te komen bezoeken die haar taart had opgegeten.

“Wat ga je met hem doen?” vroeg Ethel.

“Ik verdrink hem.”

Tranen kwamen in de mooie blauwe ogen van het kleine meisje.

“Je wist niet dat het stelen was, hè, lieve kleine muis?” zei ze.

“Nee,” piepte Grijze Snorhaar droevig; “dat wist ik inderdaad niet.”

Even stond de kok met zijn rug naar hen toe en op dat moment tilde de lieve kleine Ethel het deksel van de val op en kwam de kleine muis tevoorschijn.

Oh! Hij wist niet hoe snel hij naar huis, naar zijn moeder, moest rennen, en ze troostte en aaide hem tot hij zijn schrik een beetje begon te vergeten. Toen liet ze hem beloven haar nooit meer ongehoorzaam te zijn, en je kunt er zeker van zijn dat hij ook nooit meer ongehoorzaam was!


Downloads