Wat een grappig gezicht om een kroost jonge eendjes met een kip te zien.
Luister naar het verhaal van Jozefien Kwebbeleend die het de boerin kwalijk nam dat deze haar niet haar eigen nest liet uitbroeden.
Haar schoonzus, mevrouw Rebeccah Kwebbeleend vond het prima om het uitbroeden aan iemand anders over te laten. “Ik heb er het geduld niet voor, om achtentwintig dagen op een nest te zitten. Maar jij ook niet hoor, Jemima! Je zou je eigen eieren koud laten worden. Je weet dat je dat zou doen!”
“Ik wil mijn eigen eieren uitbroeden! En ik zal ze ook allemaal uitbroeden,” kwaakte Jozefien Kwebbeleend.
Ze probeerde haar eigen eieren te verbergen, maar ze werden altijd gevonden en van haar afgenomen.
Jozefien Kwebbeleend werd er wanhopig van en ze besloot een nest ver weg van de boerderij te maken.
Ze vertrok op een mooie lentemiddag en waggelde over de verharde weg die over de heuvel liep. Ze droeg een sjaal en een mooie hoed.
Toen ze de top van de heuvel bereikte, zag ze in de verte een bos. Het leek haar een goede, rustige en veilige plek voor een nest.
Jozefien Kwebbeleend was niet zo gewend aan vliegen. Ze rende een paar meter naar beneden, wapperend met haar sjaal, en toen sprong ze de lucht in.
Het vliegen ging haar goed af en ze vloog over de boomtoppen tot ze een open plek in het midden van het bos zag. De bomen en struiken waren er gekapt.
Jozefien maakte een nogal een ongemakkelijke harde landing, maar ze ging meteen op zoek naar een geschikte, droge plaats voor haar nest. Ze waggelde naar een boomstronk en ging er op zitten. Toen zag ze tot haar schrik een elegant geklede heer een krant lezen.
Hij had zwarte spitse oren en zandkleurige snorharen.
“Kwaak?” zei Jozefien Kwebbeleend en ze hield haar hoofd opzij, en zei nog eens: “Kwaak?”
De heer hief zijn ogen boven zijn krant en keek Jozefien nieuwsgierig aan.
“Mevrouw, bent u de weg kwijt?” vroeg hij. Hij had een lange pluimstaart die een beetje vochtig was omdat de stronk waarop hij zat enigszins nat was.
Jozefien vond hem heel erg charmant en knap. Ze legde uit dat ze niet de weg kwijt was, maar dat ze op zoek was naar een goede, veilige droge plaats voor het maken van een nest.
“Ach, is dat zo?” vroeg de heer met zijn zandkleurige bakkebaarden, terwijl hij Jemima nieuwsgierig aankeek. Hij vouwde zijn krant op en stopte hem in zijn jaszak.
Jozefien klaagde over de kip op de boerderij die haar eieren zou moeten uitbroeden.
De heer zei: “Wat interessant! Ik zou willen dat ik die kip een keer kon ontmoeten. Dan zou ik haar zeggen dat ze zich met haar eigen kippen zou moeten bemoeien.”
“Maar wat het nest betreft,” ging de heer verder. “U kunt wat mij betreft een veilig en droog nest maken in mijn houtschuur. Er ligt ook een zak vol veren. U mag er zolang blijven als u wilt.”
En zo liep Jozefien met de man met de borstelige, lange staart achter hem mee en hij bracht haar naar een verlaten, sober uitziend huisje tussen de bloemen die Vingerhoedskruid worden genoemd. Het huisje was gebouwd van takken en turf, en er stonden twee gebroken emmers die op elkaar waren gezet waardoor ze het idee gaven van een schoorsteen.
“Dit is mijn zomerverblijf. Je zou mijn winterverblijf niet zo handig vinden,” zei de gastvrije heer.
Achter het huis stond een schuur, gemaakt van oude zeepkisten. De heer opende de deur en liet Jozefien binnen.
De schuur zat bijna helemaal vol met veren, het was wel wat merkwaardig, maar het was comfortabel en erg zacht en ze maakte een nest zonder enige moeite.
Toen ze naar buiten kwam, zat de heer met de zandkleurige bakkebaarden op een boomstam de krant te lezen. Hij had hem in ieder geval opengeslagen, maar hij keek eroverheen.
Hij was zo beleefd en het leek alsof hij het jammer vond om Jemima voor de nacht naar huis te laten gaan. Hij beloofde goed voor haar nest te zorgen tot ze de volgende dag weer terug zou komen.
Hij zei dat hij van eieren en eendjes hield. Het zou hem trots maken om een mooi nest vol jonge eendjes in zijn schuur te zien.
Jozefien Kwebbeleend kwam elke middag. Ze legde negen eieren in het nest. Ze waren groenwit en erg groot. De knappe heer bewonderde hen enorm. Hij draaide ze altijd om en telde ze als Jozefien er niet was.
Jozefien vertelde hem dat ze van plan was de volgende dag te gaan broeden. “Ik zal morgen een zak maïs meenemen, zodat ik mijn nest nooit hoef te verlaten, voordat de eieren zijn uitgebroed. Zo vatten ze nooit kou,” zei Jozefien.
“Mevrouw, ik laat u toch zeker niet met een zware tas slepen? Ik zal voor haver zorgen. Maar voordat u aan uw lange zit begint, wil ik u iets lekkers geven. Laten we samen van een heerlijk etentje genieten! Mag ik uw vragen wat kruiden uit de boerderijtuin mee te brengen om er een hartige omelet mee te maken? Salie en tijm, munt, twee uien en wat peterselie. Ik zal voor de boter zorgen, om de omelet in te bakken,” zei de gastvrije heer met de zandkleurige bakkenbaarden.
Jozefien Kwebbeleend had geen argwaan, zelfs de vermelding van salie en uien riepen bij haar geen vragen op.
Ze liep de boerentuin rond en verzamelde beetjes van alle verschillende soorten kruiden die heel vaak gebruikt worden om geroosterde eend mee te vullen.
Ze waggelde de keuken in en haalde twee uien uit een mand.
De hond Kep ontmoette haar toen ze naar buiten kwam. “Wat doe je met die uien?” vroeg hij haar. “En waar ga je elke middag alleen heen, Jozefien Kwebbeleend?”
Jozefien, die altijd veel bewondering had voor de hond, vertelde hem het hele verhaal. De hond luisterde, en grijnsde toen ze de beleefde heer met de zandkleurige bakkebaarden beschreef.
Hij stelde verschillende vragen over het bos, en over de exacte ligging van het huis en de schuur.
Toen ging hij naar buiten en draafde door het dorp. Hij ging op zoek naar de Boerenfox puppy’s die net werden uitgelaten.
Jozefien Kwebbeleend waggelde voor de laatste keer de verharde weg op. Om haar nek droeg ze een zak met daarin de kruiden en de twee uien.
Ze vloog over het bos en kwam neer tegenover het huis van de heer met de lange staart.
Hij zat op een boomstam en keek ongemakkelijk om zich heen. Toen Jozefien voor hem stond, sprong hij op en riep op een ongeduldige, onvriendelijke toon: ‘Kom binnen zodra je gekeken hebt naar je eieren. Geef me de kruiden voor de omelet en schiet een beetje op.”
Jozefien Kwebbeleend had hem nog nooit zo horen praten. Ze voelde zich onaangenaam verrast en ongemakkelijk.
Terwijl ze in de schuur was, hoorde ze voetstappen achter in de schuur. Iemand met een zwarte neus snuffelde aan de onderkant van de deur en deed hem op slot.
Een ogenblik daarna hoorde ze de meest verschrikkelijke geluiden: blaffen, grommen, huilen, gillen en kreunen.
Er werd nooit meer iets gezien van die heer met de zandkleurige bakkenbaarden.
Direct daarna opende de hond Kep de deur van de schuur en liet Jozefien Kwebbeleend naar buiten.
Helaas renden de Boerenfox puppy’s de schuur in en slokten alle eieren op, voordat Kep ze kon tegenhouden. Hij had een beet in zijn oor en beide puppy’s liepen mank.
.
Jozefien Kwebbeleend werd huilend, vanwege die eieren, naar huis begeleid.
In juni legde Jozefien nog een paar eieren en ze mocht ze zelf houden, maar er kwamen er maar vier uit.
Jozefien Kwebbeleend zei dat het door de zenuwen kwam, maar ze was er nooit goed in geweest.