Het verhaal van Timmy Tuimelaar

Er was eens een kleine dikke grijze eekhoorn die Timmy Tuimelaar heette. Hij had een nest, bedekt met bladeren, in de top van een hoge boom. Hij had ook een kleine eekhoornvrouw, die Goody heette.

Timmy Tuimelaar zat lekker buiten te genieten in de wind. Hij zwaaide met zijn staart en grinnikte: “Vrouwtje Goody de noten zijn rijp. We moeten een voorraad aanleggen voor de winter en de lente.” Goody Tuimelaar was al bezig het nest winterklaar te maken. Ze duwde het mos onder het riet en zei: “Het nest is heerlijk knus, we zullen daar de hele winter lekker slapen.” Maar Timmy, die voorzichtig was, zei: “Dan zullen we des te magerder wakker worden in de lente en dan is er niets te eten, dus we moeten op zoek naar noten.”

Toen Timmy en Goody Tuimelaar bij het notenbos aankwamen, ontdekten ze dat er al andere eekhoorns in het bos waren. Timmy deed zijn jasje uit, hing het aan een takje en ze gingen samen rustig aan het werk.

Elke dag gingen ze nu op pad om noten te zoeken. Ze stopten de noten in zakken en bewaarden ze in verschillende holle stronken in de buurt van de boom waar ze hun nest hadden gebouwd.

Toen deze stronken vol waren, begonnen ze de zakken te legen in een gat, hoog in de boom. Dit gat had aan een specht toebehoord. De noten ratelden naar beneden, steeds dieper de boom in.

“Hoe krijgen we die noten er ooit weer uit? Het is net als met een spaarpot”, zei Goody.

“Voor het lente is, zal ik veel magerder zijn, mijn liefste”, zei Timmy Tuimelaar terwijl hij in het gat gluurde.

Dus ze verzamelden grote hoeveelheden noten in het gat. Hier zouden ze de noten zeker niet kwijtraken. Eekhoorns die hun noten in de grond begraven, verliezen meer dan de helft omdat ze zich de plaats niet meer kunnen herinneren.

De meest vergeetachtige eekhoorn in het bos heette Zilverstaart. Hij begon te graven en hij kon het zich niet herinneren. En toen groef hij opnieuw en vond wat noten die niet van hem waren en dan was er ruzie. De andere eekhoorns begonnen dan ook weer te graven en het hele bos was in beroering!

Helaas vloog juist op dit moment een zwerm vogeltjes voorbij, van struik tot struik, op zoek naar groene rupsen en spinnen. Er waren verschillende soorten vogeltjes, die verschillende liedjes kwetterden.

Eentje zong: “Wie is mijn noten aan het opgraven? Wie is mijn noten aan het opgraven?”

De eekhoorns volgden de vogeltjes en luisterden. Het eerste vogeltje vloog het struikgewas in waar Timmy en Goody Tuimelaar stilletjes hun zakken aan het vastbinden waren, en het zong: “Wie is mijn noten aan het opgraven? Wie is mijn noten aan het opgraven?”

Timmy Tuimelaar ging door met zijn werk zonder te antwoorden en inderdaad, het vogeltje verwachtte geen antwoord. Het zong alleen maar zijn natuurlijke lied, en het betekende helemaal niets.

Maar toen de andere eekhoorns het lied hoorden, stormden ze op Timmy Tuimelaar af, overmeesterden hem en krabden hem en gooiden zijn zak met noten omver. Het onschuldige vogeltje, dat al het onheil had veroorzaakt, vloog verschrikt weg!

Timmy rolde zich heen en weer, draaide zich toen vlug om en vluchtte naar zijn nest, gevolgd door een menigte eekhoorns die schreeuwde: “Wie heeft mijn noten opgegraven?”

Maar ze grepen Timmy en sleepten hem dezelfde boom in, waar het kleine ronde gat zat, en ze duwden hem erin. Het gat was veel te klein voor de dikke Timmy Tuimelaar. Ze duwden en duwden en het was een wonder dat zijn ribben niet braken. “We laten hem hier tot hij bekent”, zei Zilverstaart en hij schreeuwde door het gat: “Wie heeft mijn noten opgegraven?”

Timmy Tuimelaar antwoordde niet. Hij was in de boom naar beneden gevallen, op de noten die hij zelf verzameld had. Hij lag beduusd en stil op de grond.

Goody Tuimelaar had ondertussen de zakken noten gepakt en was op weg naar huis. Ze zette thuis een kopje thee voor Timmy maar hij kwam niet.

Ze had een eenzame en ongelukkige nacht zonder Timmy. De volgende morgen waagde ze zich terug naar de notenstruiken om hem te zoeken maar de andere eekhoorns waren erg onvriendelijk en jaagden haar weg.

Ze dwaalde door het bos en riep:

“Timmy Tuimelaar! Timmy Tuimelaar! Oh, waar is Timmy Tuimelaar?”

Ondertussen kwam Timmy weer een beetje bij. Hij ontdekte dat hij opgesloten zat in een klein bedje van mos en dat het heel erg donker was, het leek een hol onder de grond te zijn. Timmy hoestte en kreunde en zijn ribben deden hem pijn. Toen was er opeens een vrolijk geluid en een kleine gestreepte aardeekhoorn kwam tevoorschijn met een nachtlampje en vroeg vriendelijk of Timmy zich al wat beter voelde.

De aardeekhoorn was heel aardig voor Timmy. Hij leende hem zijn slaapmuts en hij mocht in zijn huis vol proviand blijven slapen.

De aardeekhoorn legde uit dat er een notenregen was geweest door de top van de boom heen. En dat hij wat begraven noten had gevonden. Hij grinnikte toen hij Timmy’s verhaal hoorde. Zolang Timmy nog in bed moest blijven, verleidde de aardeekhoorn hem om grote hoeveelheden noten te eten. “Maar hoe kom ik ooit door dat gat als ik niet dunner word? Mijn vrouw zal zo bezorgd zijn”, zei Timmy. “Maak je geen zorgen, neem gewoon nog een nootje, laat mij ze maar voor je kraken”, zei de aardeekhoorn. En Timmy werd dikker en dikker.

Nu was Goody weer zelf aan de slag gegaan. Ze stopte geen noten meer in het hol van de specht omdat ze altijd had getwijfeld hoe ze de noten weer uit het hol moest krijgen. Ze verborg ze nu in een gat onder een boomwortel. Toen Goody weer eens een zak noten leegmaakte bij de boomwortel hoorde ze gepiep. En de volgende keer dat ze weer bij het gat was, krabbelde er een kleine gestreepte aardeekhoorn haastig naar buiten.

“Het begint beneden vol te worden. De zitkamer is al vol noten en nu rollen ze door mijn gang. Mijn man Chippy is weggelopen en heeft me verlaten. Waar komen deze notenregens toch vandaan”, riep de aardeekhoorn.

“Neem me niet kwalijk, ik wist niet dat hier iemand woonde,” zei mevrouw Goody Tuimelaar, “maar waar is Chippy? Mijn man, Timmy Tuimelaar, is ook weggelopen.”

“Ik weet waar Chippy is, een klein vogeltje heeft het me verteld”, zei mevrouw Chippy.

Ze ging Goody voor naar de boom van de specht en ze luisterden bij het gat.

Ze hoorden beneden een zware eekhoornstem en een lichte eekhoornstem samen een liedje zingen.

“Jij zou je erin kunnen wringen, door dat kleine ronde gaatje”, zei Goody Tuimelaar. “Ja, dat zou ik kunnen,” zei de aardeekhoorn, “maar mijn man, Chippy bijt!”

Beneden klonk nu het geluid van krakende noten en geknabbel toen hoorden ze de zware eekhoornstem en de lichte eekhoornstem weer zingen.


Toen gluurde Goody door het gat en riep naar beneden: “Timmy Tuimelaar! Oh mijn liefste Timmy Tuimelaar!” En Timmy antwoordde: “Ben jij dat, Goody Tuimelaar?”

“Ja, zeker, ik ben het!”, riep Goody.

Timmy kwam naar boven en kuste Goody door het gat heen want hij was zo dik dat hij er niet uit kon. Chippy was niet zo dik en kon wel door het gat. Maar hij bleef liever nog even beneden.

En zo ging het veertien dagen door totdat een grote windvlaag de top van de boom blies en het gat opende en de regen binnenliet. Toen kwam Timmy Tuimelaar naar buiten en ging samen met zijn vrouw, onder een paraplu, naar huis.

Maar Chippy bleef nog een week beneden kamperen, hoewel het wel een beetje ongemakkelijk was.

Op een dag kwam er een grote beer door het bos lopen. Misschien was hij ook op zoek naar noten, hij leek rond te snuffelen.

En toen ging Chippy ook maar snel naar huis!

En toen Chippy thuiskwam, ontdekte hij dat hij verkouden was en hoofdpijn had en hij voelde zich erg ongemakkelijk.

En vanaf nu verbergen Timmy en Goody Tuimelaar hun noten in een hol met een deurtje, met een klein hangslotje erop.

En telkens als die kleine vogel de aardeekhoorns ziet, zingt hij: “Wie heeft mijn noten opgegraven? Wie heeft mijn noten opgegraven?” Maar niemand geeft hem ooit antwoord!


Downloads