Twee Reizigers gingen samen op weg toen één van hen een goedgevulde Portemonnee op de grond vond.
“Wat een geluksvogel ben ik!” zei hij. “Ik heb een Portemonnee gevonden. Aan het gewicht te voelen, zit hij vol goudstukken!”
“Zeg niet: ‘IK heb een Portemonnee gevonden'”, zei de andere Reiziger. “Zeg liever: ‘WIJ hebben een Portemonnee gevonden. Wat een geluksvogels zijn WIJ.’ Reizigers zouden zowel het geluk als het ongeluk onderweg moeten delen.”
“Nee, nee geen sprake van”, antwoordde de andere Reiziger boos. “Ik heb het gevonden en ik ga het houden.”
Op dat moment hoorden ze kreten in de verte: “Stop, de dief! Stop de dief!” Toen zagen ze een menigte mensen gewapend met knuppels de weg afkomen.
De Reiziger die de Portemonnee had gevonden raakte in paniek.
“Wij zijn hopeloos verloren als ze de Portemonnee bij ons vinden’”, riep hij.
“Nee, nee,” antwoordde de andere Reiziger, “Eerder zei je nooit ‘WIJ.’ Dus blijf nu ook maar bij je ‘IK’. Zeg dus maar tegen ze: ‘Ik ben verdwaald.’”