Prins Hyacint en de lieve kleine prinses

Er leefde eens een koning die smoorverliefd was op een prinses. Maar de prinses was betoverd en de betovering zorgde ervoor dat ze met niemand kon trouwen. Een goede fee kreeg medelijden met de koning en vertelde hem hoe hij de betovering kon verbreken. Hiervoor zou hij op de staart van de kat van de prinses moeten staan. Degene die dat zou lukken, was voorbestemd om met de prinses te trouwen.

De koning dacht het niet zo moeilijk kon zijn om op de staart van de kat te staan, maar wat hij ook probeerde, de kat was hem steeds te slim af. Tot op een avond de kat in een diepe slaap verzonken was. De koning zette zijn voet op de staart, en ‘tok!’ stampte op het harige deel zo hard als hij kon.

Met een ijzige kreet sprong de kat op en veranderde ogenblikkelijk in een gemene tovenaar. Deze wierp een boze blik op de koning en zei: “Je zult met de prinses trouwen, omdat je de betovering hebt gebroken. Maar ik zal wraak nemen. Je zult een zoon krijgen, die nooit gelukkig zal zijn tot hij ontdekt dat zijn neus te lang is.”

De koning was dan wel vreselijk bang voor de tovenaar, maar kon het niet laten te lachen om het dreigement.

“Als mijn zoon zo’n lange neus heeft,” sprak hij tot zichzelf, “dan zal hij dat toch zeker wel zelf kunnen zien.”

Toen de tovenaar verdwenen was, verspilde de koning geen tijd meer met nadenken, maar ging de prinses zoeken die direct instemde met hem te trouwen.

Kort na het huwelijk stierf de koning en de koningin bleef achter met haar zoontje, die ze Hyacint noemde. De kleine prins had prachtige grote blauwe ogen en was ontzettend lief. Maar zijn neus was enorm! De koningin was ontroostbaar toen ze deze grote neus zag, maar haar hofdames verzekerden haar dat hij niet zo groot was als hij leek. Ze zeiden dat het een knappe Romeinse neus was. Je hoefde maar een geschiedenisboek te openen om te zien dat grote helden grote neuzen hadden. De koningin was blij met wat de hofdames haar vertelden. Toen ze weer naar Hyacint keek, leek zijn neus haar zeker niet zo groot.

De prins werd met grote zorg opgevoed. Er werden hem vreselijke verhalen verteld over mensen met korte neuzen. Niemand mocht in de buurt komen wiens neus niet min of meer wat grootte betreft op de zijne leek. Geschiedenisleraren werden dringend ingefluisterd  te vertellen dat grote mannen lange neuzen hadden. In de kamer van de prins hingen portretten van mensen met hele grote neuzen. De prins groeide op in de veronderstelling dat een lange neus van grote schoonheid was en dat hij in geen geval de zijne ook maar een centimeter korter had willen hebben.

Toen de prins 21 jaar oud werd, vond de koningin dat het tijd was voor hem om te trouwen. Ze liet portretten van verschillende prinsessen naar het kasteel komen. Onder die portretten bevond zich ook die van de lieve, kleine prinses. Ze was de dochter van een grote koning en op een dag zou ze zelf meerdere koninkrijken bezitten. Maar daar gaf prins Hyacint helemaal niets om. Hij was tot over zijn oren verliefd op de lieve, kleine prinses en wilde alleen met haar trouwen ook al had ze een kleine, onbeduidende neus. Maar een van de hovelingen wist de prins te vertellen dat het anders was voor de schoonheid van een vrouw en dat zelfs Cleopatra een kleine en zelfs wat scheve neus had. De prins gaf hem een prachtig cadeau voor dit goede nieuws en stuurde zijn mensen om de lieve kleine prinses ten huwelijk te vragen. Haar vader, de koning, gaf zijn toestemming.

Dus ging de prins op weg om de lieve kleine prinses hoogstpersoonlijk te ontmoeten. Op het moment dat hij haar hand wilde kussen, verscheen zo plotseling de tovenaar die de prinses weggriste en in een oogwenk met haar verdween.

De prins bleef ontroostbaar achter en verklaarde dat hij niet zonder zijn prinses naar zijn koninkrijk zou terugkeren. Hij stuurde al zijn hovelingen naar huis en trok te paard in zijn eentje verder.

Dag en nacht reed hij op zijn paard tot hij vanuit een grot een licht zou schijnen. Hij realiseerde zich dat hij al lange tijd helemaal niets gegeten had en ook zijn paard niet.

Bij de grot ontmoette de prins een kleine, oude vrouw. Het was een fee en ze leek wel minstens honderd jaar oud. Ze pakte haar bril om de prins eens goed te bekijken. Maar haar neus was zo klein dat de bril er steeds van afgleed. Tot het haar lukte de bril op zijn plaats te houden. Beiden moesten ze vreselijk lachten en ze riepen op hetzelfde moment: “Oh, wat een grappige neus!”

‘Niet zo grappig als die van jou,’ zei prins Hyacint tegen de fee; “maar mevrouw, ik smeek u om de aandacht voor onze neuzen te laten voor wat het is en om me iets te eten te geven, want ik verhonger en mijn arme paard ook.”

De fee vertelde hem dat hij de zoon was van haar beste vriend. Weer begon ze over de neus van de prins. “Ik hield van je vader alsof hij mijn broer was. Maar je vader had, anders dan de jouwe, een hele knappe neus.”

“En wat is er mis aan de mijne?” vroeg de prins.

‘Nou je mist niks,” zei de fee, ‘sterker nog, je hebt er teveel van.”

Het begon de prins te ergeren dat de fee iedere keer over zijn neus begon.  

De fee begon te vertellen over zijn vader, maar de prins kon het niet meer aanhoren, zo groot was zijn honger. ‘Het spijt me mevrouw,” zei de prins. “Ik hoor uw verhaal heel graag aan, maar heeft u iets te eten, ik denk dat ik aan het verhongeren ben.”

“Maar natuurlijk! Kom binnen! Ik zal de bedienden wat te eten laten maken. En terwijl je aan het eten bent, zal ik je mijn verhaal in een paar woorden vertellen. Want ik hou niet van eindeloze verhalen. Ik herinner me toen ik jong was, dat ik zo bewonderd werd, omdat ik geen groot kletser was.” En de fee bleef maar doorpraten tot de prins haar onderbrak.

“Ik kan echt nergens naar luisteren voordat ik iets te eten heb gehad,” riep de prins. Maar toen hij zich realiseerde dat hij maar beter beleefd kon zijn omdat hij de hulp van de fee hard nodig had, voegde hij eraan toe: ‘Ik weet dat ik bij het plezier naar je te luisteren mijn eigen honger zou moeten vergeten, maar mijn paard, dat je niet kan horen, moet echt gevoed worden!”

 De Fee was zeer gevleid door dit compliment en zei: “Je zult geen minuut wachten, je bent zo beleefd, en ondanks de enorme omvang van je neus ben je echt heel aangenaam.”

“Wat gaat ze toch door over mijn neus!” zei de prins tegen zichzelf. “Als ik niet zo’n honger had, zou ik snel klaar zijn met deze kletskous die denkt dat ze heel weinig praat! Hoe dom zijn mensen om hun eigen fouten niet te zien! Dat hoort bij het fee zijn: ze is verwend door vleiers, die haar hebben doen geloven dat ze een gematigde prater is!”

Ondertussen luisterde de prins naar de fee, die zichzelf inderdaad maar wat graag hoorde praten. Hij merkte op dat een van de bedienden haar stiekem uit zat te lachen. “Ik ben blij dat ik hier gekomen ben,” dacht de prins. “Het laat me zien hoe verstandig ik ben geweest om nooit naar vleiers te luisteren. Dat soort mensen prijzen ons zonder schaamte recht in het gezicht en verbergen onze fouten of veranderen ze in deugden. Ik trap daar niet in. Ik ken mijn gebreken!”

‘Mijn beste prins, mag ik je verzoeken om wat meer die kant op te gaan, want je neus werpt zo’n schaduw dat ik echt niet kan zien wat ik op mijn bord heb. Laten we het nu over je vader hebben. Toen ik naar zijn hof ging, was hij nog maar een kleine jongen, maar dat is veertig jaar geleden. Vertel me wat er tegenwoordig gebeurt. Worden er nog veel feesten gegeven? Maar, hoe dan ook, wat heb jij een lange neus! Ik kan er niet aan wennen!”

De prins was het zat. “Mevrouw,” sprak hij, “ik zou willen dat u niet meer over mijn neus sprak. Ik ben er tevreden mee en ik zou hem niet korter willen hebben.”

“Je bent nu toch niet boos op me?” vroeg de fee. “Het is zeker niet mijn bedoeling geweest om je te ergeren. Ik kan het niet helpen dat je neus een schok voor me is. Ik zal proberen er niets over te zeggen. Ik zal zelfs proberen te denken dat je een gewone neus hebt en niet eentje die drie keer de normale grootte heeft.”

De prins, die geen honger meer had, raakte zo geïrriteerd door de voortdurende opmerkingen van de fee over zijn neus, dat hij zich snel uit de voeten maakte, zijn paard haalde en er haastig op wegreed. Maar waar hij ook naartoe reisde, de mensen hadden allemaal iets te zeggen over zijn neus. Hij begon te denken dat alle mensen gek waren en kon zichzelf er niet toe brengen toe te geven dat zijn neus waarschijnlijk toch wel erg lang was. Hij was immers zijn hele leven gewend zijn neus mooi te vinden.

De fee vond dat ze de prins moest helpen en bedacht een plan. Ze liet de lieve kleine prinses opsluiten in een paleis van kristal en zette dit paleis neer op een plaats waar de prins haar zeker zou vinden. En dat gebeurde ook. De prins was zo gelukkig dat hij haar had gevonden en ging uit alle macht aan het werk om haar uit het paleis te bevrijden. Maar ondanks al zijn inspanningen lukte het hem niet. Toen probeerde hij zo dichtbij mogelijk te komen om met de lieve kleine prinses te praten. Ze stak haar hand naar hem uit zodat hij deze kon kussen maar zijn neus verhinderde dat. Voor het eerst realiseerde hij zich hoe lang zijn neus werkelijk was en de prins riep: “Oh nee, ik moet toegeven dat mijn neus veel te lang is!”

Hierna vloog het kristallen paleis in duizend splinters. De oude fee nam de lieve kleine prinses bij de hand en zei tegen de prins: “Nu zie je dat eigenliefde je ervan weerhoudt je eigen gebreken te kennen. Je weigert je eigen gebreken te zien, tot ze je in de weg staan van wat het meest belangrijk voor je is.”

Vanaf dat moment werd de neus van de prins kleiner en kleiner tot het een formaat had van een neus als die van een ieder ander. Hij trouwde met de lieve kleine prinses en ze leefden nog lang en gelukkig.


Downloads