De Slapende Appel

Hoog in de boom, tussen de groene bladeren, hing een kleine appel met zulke roze wangen dat het leek alsof hij aan het slapen was. Een klein kind kwam dichterbij, stond onder de takken, keek omhoog en riep naar de appel: “Oh appel! Kom naar mij; kom naar beneden! Je hoeft niet zo lang te slapen.”

Ze riep heel lang en smeekte heel hard, maar de appel ontwaakte niet. Het bewoog niet in zijn bedje, maar het leek alsof de appel tegen haar lachte in zijn slaap.

Toen kwam de felle zon, hoog aan de hemel. “Oh zon! Heerlijke zon!” zei het kind. “Maak alsjeblieft de appel wakker voor me.” De zon zei: “Oh, ja, dat zal ik met plezier doen.” Dus zond hij zijn heldere stralen recht in het gezicht van de appel en kuste hem vriendelijk, maar de appel bewoog geen centimeter.

Vervolgens kwam er een vogel en ging op een tak van de boom zitten en zong een prachtig lied. Maar zelfs dat maakte de slapende appel niet wakker. En dan, wat komt er nu? “Ik weet het”, zei het kind. “Hij zal de appel niet kussen en hij kan er niet voor zingen, maar hij zal het op een andere manier proberen.”

En ja hoor, de wind blies en blies en blies, en deed de boom schudden. De kleine appel was zo bang dat hij wakker werd en uit de boom sprong. Recht in het schort van het kleine kindje.

Ze was erg verrast en zo blij dat ze tegen hem zei: “Ik dank u zeer, meneer Wind.”


Downloads