De Drie Dombo’s

Er was eens een boerendochter met een geliefde. Elke avond kwam de geliefde langs haar huis om samen te eten op de boerderij. Zoals gewoonlijk ging de dochter dan de kelder in om bier uit het vat te pakken voor bij het diner. Op een dag liep ze opnieuw de kelder in, keek naar boven en zag opeens een hamer in één van de houten balken zitten. De hamer moet er al heel lang gezeten hebben, maar om één of andere reden, had ze hem nooit eerder opgemerkt.

Ze begon te denken en bedacht opeens dat de hamer heel gevaarlijk was. ‘Stel je voor dat we zouden trouwen’, dacht ze bij zichzelf, ‘en dat we een zoon zouden krijgen, als hij dan naar de kelder gaat om bier te halen, dan zou zomaar de hamer op zijn hoofd kunnen vallen. Dat zou verschrikkelijk zijn.’ En ze zette haar kaars en bierkan neer, ging zitten, en begon heel hard te huilen.

Boven begonnen ze zich af te vragen waar de boerendochter bleef en haar moeder kwam in de kelder kijken. Toen ze haar dochter huilend aantrof, vroeg ze: ‘Wat is er aan de hand lieverd?’ ‘Ach moeder’, zei de dochter. ‘Stel dat we zouden trouwen en een zoon zouden krijgen, dan zou hij hier bier gaan halen en zou zomaar de hamer die daar in het hout zit op zijn hoofd kunnen vallen. Het zou verschrikkelijk zijn.’ ‘Ach lieverd!’, zei de moeder. ‘Dat zou inderdaad vreselijk zijn.’ En ze ging huilend naast haar dochter zitten.

Na een tijdje kwam ook de vader polshoogte nemen. Hij liep de kelder in en trof zijn vrouw en dochter huilend aan. ‘Wat is er aan de hand?’, vroeg hij. ‘Kijk naar die vreselijke hamer’, antwoordde de moeder. ‘Stel nou dat onze dochter en haar vriend zouden trouwen en dat ze een zoon zouden krijgen. Als hij dan groter is en de kelder inloopt om bier te halen, dan zou de hamer zomaar op zijn hoofd kunnen vallen. Het zou verschrikkelijk zijn.’ ‘Ach lieverd!’, zei de vader. ‘Dat zou inderdaad vreselijk zijn.’ En ook hij ging zitten en begon te huilen.

Toen de vriend van de dochter een tijdje alleen in de keuken had gezeten, besloot ook hij in de kelder te gaan kijken en trof het drietal huilend aan. ‘Wat is er aan de hand?’, vroeg de man. ‘Ach en wee’, zei de vader. ‘Kijk naar die verschrikkelijk hamer. Stel dat je mijn dochter zou trouwen en een zoon zou krijgen, als hij dan de kelder inloopt, dan zou de hamer zomaar op zijn hoofd kunnen vallen.’ En ze begonnen opnieuw alle drie te huilen.

De vriend van de dochter barstte echter in lachen uit. Hij strekte zijn arm en trok de hamer zo uit het hout en zei toen: ‘Ik heb veel van de wereld gezien, maar ik ben nog nooit zulke dombo’s tegengekomen als jullie. Ik ga nu weer verder reizen en als ik drie nog grotere dombo’s tegenkom, dan keer ik terug en trouw ik jullie dochter.’ Hierop nam de man afscheid, reisde verder en liet de familie huilend achter omdat de dochter haar vriend kwijt was.

Na een lange reis kwam de man bij het huis van een vrouw met veel gras in de dakgoot. De vrouw had daarop een ladder neergezet en probeerde de koe de ladder op te krijgen om het gras op te eten. ‘Wat ben je van plan?’, vroeg de man nieuwsgierig. ‘Ik ga mijn koe het dak op helpen om het gras te eten’, antwoordde de vrouw. ‘Het is compleet veilig, want ik heb een touw om haar lijf gebonden, dat door de schoorsteen gegooid en aan mijn eigen middel vastgebonden. Zo kan er niets misgaan.’

‘Och, arme dombo’, zei de man, ‘je kunt beter het gras plukken en naar beneden gooien voor de koe.’ Maar de vrouw dacht hier anders over en ging verder met haar plan. De koe viel en doordat het beest zo zwaar was, werd de vrouw zo de schoorsteen in getrokken en kwam klem te zitten. De man vervolgde zijn weg en dacht: ‘Dat was een grote dombo.’

De drie dombo's sprookje

De man reisde verder en stopte voor de nacht bij een herberg. Het was er zo druk, dat hij samen met een andere man op de kamer moest slapen. Ze hadden een gezellige avond, maar in de ochtend verbaasde hij zich: zijn kamergenoot had zijn broek aan de deurknop opgehangen en probeerde er nu op alle mogelijke manieren in te springen. En hoewel het keer op keer mislukte, bleef hij het maar proberen.

‘Wat ben je aan het doen?’, vroeg de man. ‘Och’, zei zijn kamergenoot, ‘wie broeken ooit uitgevonden heeft… Wat een gedoe. Het kost me elke dag zeker een uur om erin te komen en dan ben ik helemaal bezweet. Hoe doe jij dat?’ Hierop begon de man te lachen en liet zijn kamergenoot zien, hoe hij zijn broek aan deed. Zijn kamergenoot was ontzettend onder de indruk en zei dat hij hier nooit aan gedacht had.

‘En dat was dombo nummer twee’, dacht de man en vervolgde zijn reis. Nu kwam hij in een dorp aan waar iedereen zich rondom de vijver had verzameld met bezems en hooivorken. ‘Wat is er aan de hand?’, vroeg de man. ‘Wel’, antwoordde de dorpelingen, ‘de maan is in het water gevallen en we krijgen haar er niet uit.’ Opnieuw begon de man te lachen en zei: ‘Kijk eens omhoog. Je ziet alleen de schaduw in het water.’ Maar de dorpelingen weigerden te luisteren en de man vluchtte snel weg.

En dat was dombo nummer drie. Er waren dus veel meer dombo’s in de wereld dan thuis. Dus besloot de man terug te keren en de boerendochter te trouwen en ze leefden nog lang en gelukkig.


Downloads