Met haar sterke vleugels maakte de arend een razendsnelle duikvlucht, greep een lammetje in haar klauwen en vloog naar haar nest. Een kraai zag het gebeuren en kreeg het domme idee in zijn hoofd dat hij sterk genoeg was om hetzelfde te doen als de arend. Zodoende maakte hij vol attitude en zelfvertrouwen een duikvlucht en landde op de rug van een grote ram. Maar toen hij probeerde om met de ram weg te vliegen, merkte hij dat hij niet weg kon komen, omdat hij met zijn poten in de wol van de ram verstrikt was geraakt. En ondertussen had de ram amper door dat de kraai op zijn rug zat.
Een herder zag de fladderende kraai en had direct door wat er was gebeurd. Hij rende naar de kraai toe en knipte zijn vleugels eraf. Diezelfde avond, gaf hij de kraai aan zijn kinderen.
‘Wat een gekke vogel is dit’, zeiden ze lachend, ‘hoe noem je deze vogel, vader?’
‘Dit is een kraai, kinderen. Maar als je het hem vraagt, dan zegt hij dat hij een arend is.’