Waarom de ooievaar van Holland houdt

Van alle landen van Europa houdt de ooievaar, het meest van Holland. Deze vogel, met zijn wijze kop en lange benen, vliegt helemaal uit Afrika naar Holland. Hij voelt zich thuis tussen de dijken en windmolens. De ooievaars lopen soms zelfs door de straten en zijn helemaal niet bang. Ze maken hun nesten tussen de dakpannen en schoorstenen en op kerktorens, daar brengen ze ook hun jongen groot.

Als er een karrenwiel plat op een boomtop ligt, ziet de ooievaar dat als een uitnodiging om te komen. Ze strijken, na hun lange vlucht, eerst hun veren glad en kammen hun verenkleed. Vervolgens gaan ze aan de slag om hooi en takken te verzamelen om een nest te bouwen. Ze doen dit op hun gemak. Ooievaars gebruiken jaar na jaar hetzelfde nest. Ze repareren het nest als dat nodig is in de lente. De terugkeer van de ooievaar naar Holland is altijd een feest.

De weilanden zijn een paradijs voor de ooievaar. Hij vangt daar kikkers en muizen, wormen en insecten. Zo zorgt hij er ook voor dat er niet teveel van deze dieren in Holland zijn. Als het werk gedaan is, keert hij terug naar zijn nest. Hij verstopt dan zijn lange snavel tussen zijn dikke borstveren en doet, hoog in de lucht op een poot, een dutje. Tegen de avond schudt hij zijn vleugels uit, klapwiekt een paar keer en maakt rustig een wandeling. Ooievaars hebben nooit haast. Ze voelen zich zowel op het platteland als in de stad thuis.

In Nederland wordt de ooievaar ook “de geluksbrenger” genoemd. Als de ooievaar zijn oude nest op een dak verlaat, denkt de familie dat het geluk is verloren. Maar als de ooievaar een nieuw dak heeft gekozen is de familie, die daar woont, blijer dan ooit. Want in Holland zeggen ze: “Daar waar nestvogels op het dak zijn, daar zullen baby’s in huis zijn.” De nestvogels en de baby’s zijn allebei van harte welkom.

Om uit te leggen waarom de ooievaar van Holland houdt, moeten we eerst terug naar het Afrika van een miljoen jaar geleden. Daar zullen we de feeën vragen waarom Holland zo geliefd is geworden bij de ooievaars en waarom deze wijze vogels naar een koud land, duizend mijl verderop, vliegen, elk jaar op dezelfde tijd.

Eeuwen geleden bestond Holland nog niet, het land lag nog onder de zee. In India leefde de ooievaar ook, daar woonde hij in poelen met warm water. Het aantal ooievaars groeide zo snel dat er soms niet genoeg te eten voor iedereen was. Toen aan de kust van de Noordzee het land van een miljoen eilanden werd gemaakt, gingen de kikkers daar als eerste naar toe. Sommige kikkers waren zo groot en kwaakten zo hard dat ze de feeën-muziek overstemden en iedereen wakker hielden met hun gekwaak. Verder leefden er op het land slangen en padden die zich ook niet netjes gedroegen en dachten dat het land speciaal voor hen was gemaakt.

De Hollandse feeën vonden de reptielen helemaal niet leuk. Als ze, bij maanlicht, in de wei gingen dansen was er altijd wel een grote brulkikker die de spot met hen dreef. Toen ze hoorden dat de ooievaars uit Afrika dol waren op deze dieren, besloten ze hen uit te nodigen in Holland. De feeën wisten niets van de gewoontes van deze vogel en konden zich nauwelijks voorstellen hoe de vogel eruit zag. Maar ze hoorden dat de ooievaar een goed karakter had. Het was een wijze vogel met een uitstekende reputatie, niet alleen omdat hij goed voor zijn jongen zorgde maar omdat hij ook goed voor zijn vader en moeder zorgde als ze oud waren.

Een paar feeën gingen naar Afrika om de ooievaars uit te nodigen. In Afrika werden onmiddellijk boodschappers gestuurd naar alle vogels met rode poten die in de rivier leefden of op de piramides of de daken van de tempels zaten. Deze riviervogels aten voornamelijk kikkers, vissen en muizen. Stadsvogels eten vooral kruimels van de straat. De uitnodiging werd besproken in de ooievaars-vergadering en werd aangenomen. Alleen een paar oude opa’s en oma’s stemden tegen omdat ze bang waren dat er in een vreemd land toch niet altijd genoeg te eten zou zijn. Er werd afgesproken dat alleen de sterkste vogels naar Holland zouden proberen te vliegen. Degenen die te bang of te zwak waren om zo ver te vliegen zouden achterblijven om voor de oude ooievaars te zorgen.

Als ooievaars reizen, vliegen ze in zwermen. Duizenden van hen verlieten Afrika. Ze vlogen hoog in de lucht met hun brede vleugels gespreid en hun lange benen achter zich uitgestrekt. Ze bereikten Europa in een paar uur. Er werd afgesproken dat elke vogel zijn eigen huis zou zoeken. Als de koude herfst kwam, zouden ze zich weer verzamelen en terug naar Afrika vliegen. .

De feeën, de kikkers en de mensen keken vol verbazing naar deze sneeuwwitte vogels die door het veld liepen en in de sloten stonden. De kikkers en de slangen waren minder blij met de komst van de ooievaars. Voor de feeën was het goed nieuws dat ze veilig konden dansen zonder het gevaar van de kikkers, die durfden zich nu niet in het gras te wagen. De kikkerpapa’s konden niets doen, en de kikkermoeders durfden de kleintjes niet uit het oog te verliezen. Geen kikker of slang was veilig voor hun lange snavels die ze in de modder staken.

De feeën moesten ook lachen om de ooievaars want ze ontdekten dat ze niet konden zingen. Ze leken met elkaar te praten door met hun kaken te klapperen. Hun witte verenkleed met rode poten werden door iedereen bewonderd. De feeën dachten eerst dat de ooievaars lange rode kousen droegen. Het meest grappige was als een meneer Ooievaar verliefd was. Om indruk te maken op zijn geliefde maakte hij veel gekke gebaren en hij sprong in het rond. Daarna spreidde hij zijn vleugels uit alsof hij zijn geliefde wilde omhelzen en danste om haar heen. Al die tijd klapperde hij met zijn kaken als een soort liefdesliedje. En het was een wonder dat deze teer uitziende, sneeuwwitte sierlijke vogels zoveel slakken, slangen, kikkers en padden konden eten.

Er is ook een verhaal over de kikkervijvers in Holland:

“Een kikkervisje smeekte zijn kikkermoeder eens of hij op reis mocht gaan naar de rode palen in het water. Hij mocht gaan toen hij groot genoeg was en ver genoeg kon springen maar zijn moeder waarschuwde hem niet te dicht bij de merkwaardige rode palen te komen. Ze wisten toen nog niet dat dit rode ding de ooievaar was, die een dutje deed, maar de oude kikkers vermoedden wel gevaar. Helaas kwam dit jonge kikkertje te dicht bij de rode paal. Hij wilde laten zien hoe dapper hij was en snuffelde aan de rode palen. Onmiddellijk werd de ooievaar wakker en in een oogwenk verdween het kronkelende kikkertje in de maag van de ooievaar. Meteen klonk er een harde plons want er was een hele rij kikkers, op de vlucht, in de poel gesprongen. Vanaf dat moment hadden de kikkers geen heerschappij meer in Holland.”

De mensen waren erg blij met de ooievaar want nu was er minder ongedierte. De ooievaar werd uitgeroepen tot redder van het land. De ridders schilderden een ooievaar op hun wapenschilden. De vogels mochten ook in een sjieke stadsvijver wonen. Tot op de dag van vandaag vertellen de mensen mooie verhalen over de ooievaar.

Op het platteland werden palen geplant als uitnodiging voor de ooievaar-families om bij de mensen te komen wonen. De boeren lieten ook lekkere hapjes voor de vogels achter in het veld. En er zijn veel liedjes en versjes over de ooievaar geschreven. De kinderen in Holland bonden vroeger kleine briefjes aan de poten van de ooievaar die de briefjes dan meenam naar Afrika. In de lente keerden ze dan met een boodschap terug. Tot op de dag van vandaag worden ooievaars “geluksbrengers” genoemd.

Dit is waarom de ooievaars zoveel van Holland houden.


Downloads