
Op een dag bedachten Krul en Snuit Krulstaart, de twee varkensjongens, dat ze het spelletje Piraat zouden spelen. Ze haalden een paar houten zwaarden tevoorschijn en maakten een houten vlot. Op het vlot zeilden ze over de eendenvijver-oceaan. “We varen naar de bungalow van oom Wiggily en nemen hem gevangen,” knorde Krul. “Wat doen we nadat we hem gevangen hebben genomen?” vroeg Snuit. “We houden hem vast voor losgeld,” zei Krul.

Oom Wiggily, die aan wal stond, was verrast toen de twee varkensjongens van hun vlot sprongen en hem gevangen namen. “Wat is dit allemaal, jongens?” vroeg hij, terwijl hij met zijn roze neus snuffelde. “Wij zijn piraten en we hebben jou gevangen genomen,” knorde Snuit. “En je kunt pas wegkomen als je ons losgeld van tien lolly’s hebt betaald!” gilde Krul. Dus bonden ze oom Wiggily aan de mast vast. De konijnenheer lachte van plezier.

De Vos en de Wolf, verborgen langs de kust, keken toe hoe Krul en Snuit piraatje speelden en oom Wiggily gevangen namen. “Dat zouden wij ook wel kunnen doen,” gromde de Wolf. “Wat doen?” vroeg de Vos. “Verkleden en doen alsof we piraat zijn,” antwoordde de Wolf. “Die varkens zullen het spel snel beu worden. Wij kunnen dan hun vlot nemen, naar oom Wiggily sluipen en hem vangen. Hij zal denken dat het allemaal alleen maar voor plezier is en voor hij het weet hebben wij hem gevangen.”

De Wolf had gelijk. Na een tijdje lieten Krul en Snuit oom Wiggily gaan, want de varkensjongens werden het piratenspel beu. Oom Wiggily gaf ze lolly’s voor losgeld. Terwijl de varkensjongens met de bal gingen spelen en oom Wiggily aan de kust een dutje deed, slopen de Vos en de Wolf, verkleed als piraten en zich voordoend als vriendelijke dierenjongens, naar voren om het konijn te vangen.

Voordat oom Wiggily helemaal wakker was, hadden de Vos en de Wolf hem al op het vlot van de varkensjongens gesleept, dat de slechte dieren hadden meegenomen. “Ha! Ha!” lachte oom Wiggily, toen hij zag wat er was gebeurd. “Dit is een goede grap! Jullie zien eruit als echte piraten, Krul en Snuit. Maar waarom hebben jullie nu maskers op? Dat deden jullie eerst niet. Kom, we hebben genoeg plezier gehad! Laten we nu aan land gaan!”

Na een tijdje waren Krul en Snuit het met de bal spelen zat. Ze gingen terug naar de oever van de eendenvijver om hun vlot weer op te halen, maar het was verdwenen. “O, kijk!” gilde Snuit. “De Vos en Wolf hebben ons vlot meegenomen. Ze hebben zich als piraten verkleed, net als wij, en ze hebben oom Wiggily gevangen genomen! Wat moeten we nu doen?” Krul keek naar de boot aan de wal. “Een reddingsactie! We moeten het vijandelijke vaartuig tot zinken brengen!”

Zo gezegd zo gedaan! Krul en Snuit sprongen in de boot. “We zullen ze laten geloven dat dit stuk kachelpijp een kanon is,” zei Snuit “En we gebruiken kool, rapen en wortels als kanonskogels!” Zijn broer zei dat dat een goed idee was, en ze gingen achter het vlot aan, waar de Vos en de Wolf mee wegvoeren, met oom Wiggily erop. Tegen die tijd wist het konijn wel dat hij echt in gevaar was.

De boot voer recht op het piratenvlot af. “Geef je over,” schreeuwde Snuit. “Geef ons onmiddellijk oom Wiggily terug, anders laten we jullie zinken!” De Vos en de Wolf renden wild rond op het vlot. “We zouden wapens moeten hebben!” brulde de Vos. “Nou, we hebben niets,” snauwde de Wolf. Snuit blies eerst krijt door het kachelpijp-kanon en schoot toen net zo lang kool, rapen en wortels totdat de Vos en Wolf bereid waren om overboord te springen.

Een grote kool raakte de mast van het vlot en brak deze. Veel rapen vernietigden het vaartuig van de Piraten Vos en Wolf. De slechte kerels sprongen het water in, overal getroffen door de scherpe punten van de wortels. “Wij zullen je redden, oom Wiggily! Wij zullen je redden!” riepen Snuit en Krul. Ze namen de konijnenheer mee in de boot en roeiden hem veilig naar de kust, terwijl de Vos en de Wolf zich vastklampten aan het kapotte vlot.