Kuratko, het Verschrikkelijke Kuiken

Er was eens een oud echtpaar dat geen kinderen had. “Hadden we maar een eigen kind of een Kuiken”, zei de Grootmoeder altijd. “Bedenk hoe we het zouden kunnen aaien en verzorgen!” Maar de Grootvader antwoordde altijd: “Helemaal niet nodig! We hebben het goed zoals het nu is.”

Eindelijk, na lange tijd, kreeg de oude zwarte kip op het boerenerf een Kuiken. Grootmoeder was verheugd. “Kijk eens Grootvader”, zei ze, “nu hebben we zelf een Kuiken!”

Maar Grootvader schudde twijfelend zijn hoofd. “Het uiterlijk van dit Kuiken staat mij niet aan. Er is iets vreemds mee aan de hand.” Maar Grootmoeder wilde niet luisteren. Voor haar leek het Kuiken alles wat het zou moeten zijn. Ze noemde het Kuratko en aaide het en verwende het alsof het haar eigen kind was. Kuratko groeide hard en al snel ontwikkelde hij een enorme eetlust.

“Kukelekuu, Kukelekuu, ik heb honger! Geef me wat te eten!”, riep hij de hele dag. “Je moet dat Kuiken niet zo veel voeren”, gromde Grootvader. “Hij eet binnen en buiten alles op, straks is er niets meer voor ons over”.

Maar Grootmoeder wilde niet luisteren. Ze gaf Kuratko zoveel voer dat er inderdaad een dag kwam waarop er niets meer over was voor haarzelf en de oude man. Het was nu niet zo gezellig meer in huis. Grootmoeder zat aan haar spinnewiel te werken en probeerde te vergeten dat ze honger had, en Grootvader zat op zijn krukje, te boos om met haar te praten. En toen, alsof er niets aan de hand was, stapte Kuratko de kamer binnen, klapperde met zijn vleugels en kraaide: “Kukelekuu, kukelekuu! Ik heb honger! Geef me wat te eten!”

“Ik zal ik je nooit meer iets te eten geven, jij hebzuchtig Kuiken” schreeuwde Grootvader boos. “Kukelekuu, kukelekuu!” antwoordde Kuratko. “Dan eet ik jou gewoon op!” Daarmee pikte hij Grootvaders hoofd en… slokte hem op, met kruk en al! “O, Kuratko”, huilde Grootmoeder. “Waar is Grootvader?”

“Kukelekuu, kukelekuu”, zei Kuratko. “Ik heb nog steeds honger. Ik denk dat ik jou ook op ga eten!” En daarmee pikte hij Grootmoeder en slokte ook haar op, met spinnewiel en al!

Zo vervolgde het Verschrikkelijke Kuiken, vrolijk kraaiend, zijn weg! Onderweg ontmoette hij een wasvrouw, die aan het werk was, boven haar wastobbe. “Goede genade, Kuratko!” riep de vrouw. “Wat heb jij een geweldige oogst binnengehaald, je bent zo dik.”

“Kukelekuu, kukelekuu!” zei Kuratko. “Je zou denken dat mijn oogst groot was, want ik heb net Grootmoeder opgegeten met spinnewiel en al, en Grootvader met kruk en al! Maar ik heb nog steeds honger, dus nu ga ik jou ook opeten!” Voordat de arme vrouw wist wat er aan de hand was, pikte Kuratko haar één keer en at ook haar op, met wastobbe en al. Toen vervolgde het Verschrikkelijke Kuiken, weer vrolijk kraaiend, zijn weg!

Weldra kwam hij bij een gezelschap soldaten. “Goede genade, Kuratko!” riepen de soldaten. “Wat een geweldige grote oogst heb jij binnengehaald! Je bent zo dik!” “Kukelekuu, kukelekuu!” antwoordde Kuratko. “Je zou denken dat mijn oogst groot was, want ik heb net een wasvrouw opgegeten met tobbe en al; Grootmoeder met spinnewiel en al, en Grootvader, met kruk en al. Maar ik heb nog steeds honger, dus nu ga ik jullie ook opeten!”

Voordat de soldaten wisten wat er aan de hand was, pikte Kuratko ook hen en at, de één na de ander op, met bajonetten en al, alsof het heel veel tarwekorrels waren. Toen vervolgde het Verschrikkelijke Kuiken, weer vrolijk kraaiend, zijn weg. Al snel ontmoette hij Kotsor, de kat. Kotsor knipperde met zijn ogen en streek verbaasd langs zijn snorharen. “Goede genade, Kuratko, wat een geweldige grote oogst heb jij binnengehaald! Je bent zo dik!”

“Kukelekuu, kukelekuu!” zei Kuratko. “Je zou denken dat mijn oogst groot was, want ik heb net een gezelschap soldaten opgegeten, met bajonetten en al;  een wasvrouw met tobbe en al; Grootmoeder met spinnewiel en al; en Grootvader met kruk en al. Maar ik heb nog steeds honger, dus nu ga ik jou ook opeten!”

Voordat Kotsor, de kat, wist wat er aan de hand was, pikte Kuratko hem één keer en slokte ook hem op. Maar Kotsor, de kat, was niet iemand die zich zomaar aan zo’n vernedering zou onderwerpen. Op het moment dat hij zich in Kuratko’s  buik bevond, sloeg hij zijn klauwen uit en begon hij te krabben en de buik open te scheuren. Hij werkte door totdat hij een groot gat in Kuratko’s buik had gemaakt. En toen Kuratko opnieuw probeerde te kraaien, viel het Verschrikkelijke Kuiken dood op de grond!

Toen sprong Kotsor, de kat, uit Kuratko’s buik. Achter hem aan marcheerde het gezelschap soldaten uit de buik; daarna de wasvrouw met haar tobbe, toen Grootmoeder met haar spinnewiel en tot slot Grootvader met zijn kruk. En ze gingen daarna allemaal weer verder met hun werkzaamheden.

Kotsor, de kat, volgde Grootmoeder en Grootvader naar hun huis en smeekte hen om hem Kuratko te geven, als zijn avondeten. “Van mij mag je hem hebben”, zei Grootvader. “Maar vraag het aan Grootmoeder. Hij was haar kleine huisdier, niet de mijne.”

“Natuurlijk mag je hem hebben”, zei Grootmoeder. ‘Ik zie nu in dat Grootvader gelijk had. Kuratko was een vreemd, ondankbaar en Verschrikkelijk Kuiken en ik wil zijn naam nooit meer horen.”

Dus Kotsor, de kat, had een heerlijk diner en tot op de dag van vandaag, likt hij zijn snorharen nog af als hij eraan terugdenkt.


Downloads