Het Kerstverhaal

Er was eens, in een klein stadje genaamd Bethlehem, een jong stel genaamd Maria en Jozef wat een baby kreeg. Ze noemden de baby Jezus en legden hem in een kribbe, een kleine houten voederbak, omdat er geen ruimte voor hen was in de herberg.

Terwijl ze in de stal aan het rusten waren, kwamen er herders aan en vertelden hen dat ze een engel hadden gezien die hun had verteld dat er die nacht een verlosser was geboren. De herders waren vervuld van vreugde en gingen naar de baby kijken, die in de voederbak lag.

De herders gingen terug naar hun velden, maar ze konden niet ophouden met denken aan de baby en het wonderbaarlijke nieuws dat ze hadden gehoord. Ze vertelden iedereen die ze tegenkwamen over de baby, en veel mensen kwamen de nieuwkomer zelf bekijken.

Toen Jezus opgroeide, werd hij bekend om zijn vriendelijke hart en zijn vermogen om anderen te helpen. Hij leerde mensen over liefde en vergeving, en hij verrichte vele wonderen.

Op een kerstavond, toen Jezus volwassen was, reisde hij met zijn discipelen toen ze een klein dorpje tegenkwamen. De dorpelingen waren arm en hongerig, en ze hadden geen voedsel om Kerstmis te vieren.

Jezus zag hun benarde situatie en hij had medelijden met hen. Hij vroeg aan zijn discipelen om wat voedsel te verzamelen, en met zijn wonderbaarlijke krachten veranderde hij een klein beetje brood en vis in genoeg voedsel om het hele dorp te voeden.

De dorpelingen waren dolblij en bedankten Jezus voor zijn vriendelijkheid. Ze vierden Kerstmis met een feestmaal, en ze vergaten nooit het wonderbaarlijke geschenk dat Jezus hen had gegeven.

Vanaf die dag werd Kerstmis een tijd om de geboorte van Jezus te herdenken en dankbaar te zijn voor de liefde en vreugde die hij in de wereld brengt.


Downloads