De vreemde Heks van het Wilgenkruid woonde in een roze huisje op de top van een heuvel. De muren waren gemaakt van de bloem van het wilgenkruid. Niemand wist hoe lang de heks er al woonde. De heks was een vriendelijke heks, maar ze liet niemand helemaal naar het huisje komen. Ze strooide haar toverspreuken uit aan de voet van de heuvel. De mensen die haar om raad wilden vragen, vonden in de toverspreuken precies het advies dat ze nodig hadden. “Waarom zou ik alle mensen helemaal naar de top van de heuvel laten komen, als het zo ook kan?” zei de vreemde heks met vriendelijke stem.
Maar op een dag kwam het zo uit dat een prinses het roze huisje van de vreemde heks bereikte. Het was prinses Winsome die de heks wilde vragen hoe ze de dapperste jongen in de wereld zou kunnen vinden. De heks vroeg of er geen dappere jongen in haar eigen land te vinden was, maar de prinses vond van niet, waarop de Heks van het Wilgenkruid zei: “De enige manier om hem te vinden is door hem jou te laten vinden. En het beste wat ik voor je kan doen, is je opsluiten in een betoverd bos, waar niemand anders dan de dapperste jongen ter wereld je zou komen zoeken.”
De prinses verdween en een minuut later kreeg de vreemde heks opnieuw bezoek. Dit keer was het een sterke, vrolijk uitziende jongen, die zich Kit de Lafaard noemde. “Jij bent zeker van huis weggelopen?” vroeg de heks, “omdat ze je een lafaard noemden? En nu wil je ze laten zien dat je net zo moedig bent als zij, alleen vecht je niet zonder reden. Is dat het?”
“Ja,” antwoordde Kit. “Maar hoe kan ik iets vinden dat de moeite waard is om voor te vechten?”
“Ga naar koning Hurlyburly,” zei de heks, “en vraag hem je iets moedigs te laten doen. De koning gaat altijd wel ergens oorlog voor voeren, dus je zult snel zoveel vechten als je wilt.”
“Prima,” zei de jongen, “hoe vind ik de weg naar die koning Hurlyburly?”
“Die vind je vanzelf,” antwoordde de heks. En de vogels vlogen voor hem uit en wezen hem de weg naar het paleis van koning Hurlyburly. Daar vertelde hij de koning dat hij was gekomen om voor hem te vechten. De koning was zo blij dat iemand zo sterk en aardig voor hem wilde vechten, dat hij hem meteen een baan als opperbevelhebber gaf. Nu had het grote leger dat hij paraat had, eindelijk iets te doen.
“Dan ga je nu het land binnenvallen van mijn buurman, koning Topsyturvy,” zei de koning.
‘Waarom moet ik het land van koning Topsyturvy binnenvallen?’ vroeg Kit. De koning was het vergeten, maar de reden was volgens hem van geen belang. Maar Kit zei dat hij onmogelijk kon vechten zonder dat er een reden voor was.
“Is het niet voldoende als je een reden verzint?” vroeg hij aan Kit, “Je mag met prinses Winsome trouwen als je de oorlog wint,” voegde hij er achteraf aan toe.
Maar Kit schudde alleen maar zijn hoofd. Hij had nog nooit van prinses Winsome gehoord en hij zou met niemand vechten zonder een hele goede reden daarvoor.
Toen kreeg koning Hurlyburly een idee. “Ga om te beginnen de oorlog aan de vijand verklaren,” zei hij. “Misschien zullen zij zich de reden herinneren.”
En dat ging Kit toen direct doen. Hij arriveerde de volgende ochtend aan het hof van koning Topsyturvy, net toen deze aan zijn ontbijt begon.
“Ik ben hier gekomen om namens koning Hurlyburly de oorlog te verklaren,” zei Kit die altijd meteen ter zake kwam.
“Waarom?” vroeg koning Topsyturvy.
“Dat wilde ik eigenlijk van u horen, want ik weet het niet,” zei Kit.
De koning at twee eieren voordat hij antwoordde.
“Ik denk,” zei hij toen, “dat het komt omdat ik hem een oude, verstrooide man noemde. Ik denk dat het daarom is. Goed! Wanneer wil je beginnen?”
“Ik wil helemaal niet beginnen,” zei Kit. “Waarom heeft u hem een oude, verstrooide man genoemd?”
“Oh, gewoon om een praatje te maken,” zei koning Topsyturvy.
“Dus u denkt niet echt dat hij een oude, verstrooide man is?” vroeg Kit.
“Oh nee,” zei de koning, “ik denk nooit.”
“Schrijf dat dan op een stuk papier, en er hoeft helemaal geen oorlog te zijn!” riep Kit.
Het bleek dat koning Topsyturvy niet kon schrijven, dus schreef Kit het briefje en liet het de koning ondertekenen. Daarna haastte hij zich terug naar het land van koning Hurlyburly.
“Nou,” zei de koning Hurlyburly, “heb je de reden ontdekt?”
“Er was geen reden en er komt geen oorlog,”antwoordde Kit. En hij hield hem de prachtig geschreven verontschuldiging van koning Topsyturvy voor.
“Wat!” riep de koning verschrikt. ‘Bedoel je dat je de oorlog hebt gestopt?’
“Natuurlijk heb ik dat,” zei Kit. “En daarmee heb ik de oorlog min of meer ook gewonnen, zoals je ziet. Zei je niet iets over een prinses?”
“Maar,” stamelde de koning, “hoe kan ik het leger sussen? Het leger heeft zijn zinnen gezet op oorlog.”
“Ik ook,” antwoordde Kit bedroefd. “Maar ik kan nooit iets vinden dat de moeite waard is om voor te vechten. Waar vind ik de prinses?”
“Je hebt de prinses niet gewonnen,’ zei koning Hurlyburly, die nu helemaal boos was. “Ik geloof dat je een ellendige lafaard bent!”
“Dat hoor ik wel vaker,” antwoordde Kit glimlachend. “Maar het is niet mijn schuld, dat er niets is om voor te vechten. Waar is de prinses?”
“De prinses is van huis weggelopen,” zei de koning. “Ze is opgesloten in een betoverd bos en omringd door wilde beesten en reuzen. Het is helemaal geen fijne plek voor een prinses, maar hoe krijg ik haar daar weg?”
“Nou,” riep Kit, “is dit dan niet iets voor je leger om te doen?”
“Ik heb het ze gevraagd, maar ze zijn te bang om betoverd te worden,” antwoordde de koning bedroefd.
“Hora,” riep Kit lachend. “Eindelijk heb ik iets dappers gevonden om te doen. Ik zal de prinses gaan redden.”
De vogels wezen Kit opnieuw de weg voor het bereiken van zijn bestemming: het betoverde bos. Maar ze vlogen niet verder met hem mee, want niemand kan iemand helpen om door een betoverd bos te gaan. Kit wist snel genoeg dat hij alleen de prinses moest zoeken en hij was niet bang. Hij had de taal van het bos leren spreken al die tijd dat andere jongens met elkaar (om niets) met elkaar aan het vechten waren. Hij raakte al snel bevriend met elk dier in het bos en ze vertelden hem de beste plekken om appels, noten en bramen te vinden. Hij werd zo gelukkig en tevreden dat hij helemaal vergat dat hij betoverd was en niet kon ontsnappen als hij dat wilde.
Maar op een gegeven moment kwam hij terecht in een deel van het bos waar het heel donker en merkwaardig stil was. Het gaf Kit een gevoel van leegte en somberheid. Hij wilde de stilte doorbreken door in zijn handen te klappen, maar het bleef stil. Wat hij ook deed, er kwam geen geluid uit. Toen herinnerde Kit zich dat hij een deuntje kon fluiten dat hij lang geleden van de vogels had geleerd en waarmee ze altijd hem op zijn reis hielpen zijn bestemming te bereiken. En dit keer was hij op zoek naar de prinses. Dus floot hij en eerst gebeurde er niets, tot na een tijdje een dikke merel op zijn schouder zitten. De vogel huppelde voor hem uit en zo kwam Kit weer in een deel van het bos terecht waar de zon scheen. Hij naderde een hoge stenen muur. Achter de muur kon hij hoge torens van een groot kasteel zien, maar hij was al snel afgeleid door een meisje dat op de muur zat. Het was het mooiste meisje dat hij ooit had gezien.
“Wat kom jij hier doen?” was het eerste wat het meisje zei.
Kit antwoordde: “Ik kom de prinses redden. Kun je me vertellen waar ze is?”
“Ze woont daar in het kasteel,”antwoordde het meisje. “Wat ga je doen als je haar hebt gered?”
“Nou, ik denk dat ik haar ten huwelijk zal vragen,”zei Kit. “Denk je dat ze dat zal doen?”
“Oh,” antwoordde ze ernstig. “Vertel me eerst maar eens wie je bent.”
‘Ik ben Kit de Lafaard,’ zei hij.
Toen begon het meisje hard te lachen. “Wat een onzin,” zei ze. “Als je een lafaard was, dan was je hier nooit gekomen.
“Is dat waar?” vroeg Kit. “Denk je dat de prinses dan met me wil trouwen?”
“Ik denk dat de prinses dat misschien wel zal doen,” zei ze zacht. “Als je me van deze enorme hoge muur wilt helpen, zullen we het haar gaan vragen.”
Toen hij haar van de muur had getild, begon ze te grabbelen tussen de droge bladeren.
“Wat ben je aan het doen?” vroeg Kit.
“Ik ben natuurlijk op zoek naar mijn kroon,” zei ze. “Het viel van mijn hoofd vlak voordat je kwam en ik was te bang om van de muur af te springen.”
“Hier is het,” zei Kit en hij pakte het glinsterende kroontje op en zette het voorzichtig op haar mooie haar. Toen begreep hij het: “Jij bent de prinses!”
“Natuurlijk ben ik dat,” lachte de prinses, terwijl ze zijn hand vastpakte. “Zullen we nu naar huis gaan?”
Daarna gingen ze op weg naar huis, maar omdat ze in een betoverd bos liepen, was de weg terug naar huis niet zo gemakkelijk te vinden. Onderweg kwamen ze een reus tegen. De prinses schrok van zijn enorme postuur en dook weg achter de rug van Kit.
“Wat is dit? Wil jij het bos verlaten met de prinses?” bulderde de reus.
“Dat is het plan,” antwoordde Kit, “En als je me wilt tegenhouden, zal ik je moeten doden.”
“Nou kom maar op dan,” zei de reus, “want kan je niet zomaar laten gaan.”
Kit was blij, want eindelijk had hij een reden om te vechten en niemand zou hem meer een lafaard kunnen noemen. Dus daar stonden ze met de handen gebald, tot ineens de reus maakte dat hij wegkwam. Achter Kit hadden alle dieren van het bos zich verzameld om hem te helpen. Er waren wolven, beren, leeuwen en tijgers bij. De reus zag de bui waarschijnlijk wel hangen en vreesde dat hij een gevecht met de dieren niet zou kunnen winnen.
“Is het niet geweldig?” sprak de kleine prinses fluisterend.
Maar Kit bedekte zijn teleurgestelde gezicht met zijn handen. “De andere jongens zullen nooit geloven dat ik geen lafaard ben.”
“Ik vind dat je de dapperste jongen ter wereld bent,” zei ze.
“Natuurlijk is hij dat,” grinnikte een stem ergens in de buurt. Het was de vreemde Heks van het Wilgenkruid. Ze zat verscholen onder een boom. Toen ze samen in de mooie heksenogen keken, wisten ze dat het helemaal niet uitmaakt wat anderen van elkaar vinden.
“Lieve prinses,” zei Kit, “het maakt niet uit of de andere jongens me geloven of niet, als je maar weet dat ik geen lafaard ben.”
“Bovendien,” voegde prinses Winsome eraan toe, “zullen we niet proberen om iemand iets te laten geloven. Daar heeft niemand iets aan, als je maar gelooft in jezelf.”
“En zo is het,” lachte de heks.
En daarna werd het huwelijk meteen volbracht, want achter de prinses en Kit hadden zich alle gasten al verzameld. Er werd een grote lange tafel gedekt met heerlijke lekkernijen, gemaakt van alle goede dingen die je in het bos kunt vinden.
De Vreemde Heks van het Wilgenkruid keerde na het feest terug naar haar roze huisje op de top van de heuvel, om zich voor te bereiden op de volgende persoon die helemaal voor haar advies de heuvel op zou klimmen.