De vlieger die naar de maan ging

Tom had de grootste vlieger van het dorp gemaakt en Anna, had er een grote ronde maan op geschilderd en ook een aantal sterren. Tom was erg trots op zichzelf toen hij naar het dorpsplein rende om ermee te gaan vliegeren.

“Ga achteruit”, zei hij, terwijl de meisjes en jongens zich om hem heen verzamelden. “Nu zullen jullie mijn vlieger naar de maan zien vliegen!”

Tom maakte veel ophef over zijn vlieger, maar het komt ook niet elke dag voor dat je met de grootste vlieger van het dorp vliegert, zeker niet als je nog maar zeven jaar oud bent. Hij was echter erg verdrietig toen hij zag dat zijn vlieger niet van plan was naar de maan te vliegen. Elke keer dat hij hem in de lucht gooide, viel hij weer op het gras. Hoewel hij het keer op keer probeerde, kon iedereen zien dat er iets mis was met de grootste vlieger van het dorp. Tom werd rood, knipperde met zijn ogen en herinnerde zichzelf eraan dat hij pas zeven jaar oud was. Het was moeilijk voor hem omdat hij zoveel tijd had besteed aan het maken van de vlieger en nu wilde de vlieger niet eens vliegen.

Maar toen alle jongens en meisjes in lachen uitbarsten, met hun vingers naar hem wezen en hem begonnen te plagen, was het onmogelijk om zijn tranen nog langer tegen te houden. De kinderen lachten echter alleen maar meer, toen de kleine maker van de vlieger zich plotseling op de grond wierp en begon te huilen. Toen pakte hij zijn vlieger en rende naar de school om Anna te zoeken.

“Mijn vlieger wilde niet vliegen”, zei hij en hij probeerde eruit te zien alsof het hem niets kon schelen.

“Wat”, riep Anna. “Je vlieger vloog niet?”

Tom klauterde op de vensterbank en zat daar met zwaaiende benen en bekeek de vlieger. “De hele snaar raakt in de war”, legde hij uit. ‘Ik denk dat hij daarom niet vliegt.”

“Dat denk ik niet”, zei Anna beslist. “Hij vliegt niet omdat de staart te kort is. Dat heb ik je steeds gezegd.”

“Laten we gaan” zei Tom.

“Waar gaan we heen, Tom?”, vroeg Anna, toen ze zich bij hem voegde. “We gaan de wereld in om de reden te ontdekken waarom mijn vlieger niet wil vliegen”, antwoordde Tom en tussen hen in pakten ze de grootste vlieger van het dorp en droegen hem de wereld in.

“Hoe gaan we ontdekken waarom je vlieger niet wil vliegen?”, vroeg Anna, toen ze een poosje hadden gelopen.

“We zullen het aan iedereen vragen die we ontmoeten”, zei Tom. “Er is vast wel iemand in de wereld die het ons kan vertellen, en we zullen niet rusten voordat we hem hebben gevonden.”

“Hoe lang denk je dat we nog moeten lopen voordat we de juiste persoon vinden?”

“Misschien wel jaren en jaren”, antwoordde Tom opgewekt. “Maar als we snel zijn, kunnen we hem misschien eerder ontmoeten.”

Het begon nu donker te worden en ze zagen niemand. “De wereld is niet zo vol mensen als ik had verwacht”, zei Tom teleurgesteld. “Ik hoop echt dat we snel iemand zullen ontmoeten die weet waarom mijn vlieger niet wil vliegen.”

Toen hoorde hij Anna snikken. “Ik heb zo’n honger”, zei ze. “Kunnen we niet naar huis gaan, Tom, en het zien van de wereld uitstellen, tot morgen?”

“Ik ben bang dat ik de weg naar huis niet weet”, zei hij. “Maar als je hier wilt wachten, zal ik wat te eten voor je halen.”

Hij wist niet zeker waar hij eten kon vinden, maar hij haastte zich zo snel als hij kon over de weg. Onderweg ontmoette hij een kleine oude man, die een grote zak op zijn schouder droeg.

“Nou, kleine vent”, zei hij op vriendelijke toon, “wat wil jij van mij uit deze tas?”

“Dat hangt ervan af wat je in je tas hebt”, antwoordde Tom.

“Ik heb alles van de wereld in mijn tas”, antwoordde de kleine oude man, “want alles is er wat iedereen wil. Ik heb gelach en tranen en geluk en verdriet. Ik kan je rijkdom of armoede, zin of onzin geven. Hier is een manier om de dingen te ontdekken die je niet weet, en een manier om de dingen die je wel weet te vergeten. Zal je speelgoed hebben dat verandert wanneer je maar wilt, of een boek dat je verhalen vertelt wanneer je ernaar luistert? Kies wat je wilt en het zal van jou zijn maar onthoud: ik kan je maar één ding uit mijn tas geven, dus denk goed na voordat je een beslissing neemt.”

“Heb je iets te eten in je tas?”, vroeg hij.

De kleine oude man glimlachte en haalde een kleine taart tevoorschijn. De oude man verdween, met zak en al, op het moment dat hij Tom de taart had gegeven. Dus rende Tom terug naar de plaats waar hij Anna had achtergelaten.

“Wat een heerlijke taart”, riep ze uit. “Het smaakt naar aardbeienjam en toffee en ijs, en alle dingen die ik het lekkerst vind. En kijk! Zo snel als ik het eet, groeit het terug! Neem ook een hap!”

“Het smaakt naar krentenbolletjes en gemberbier en alles wat ik het lekkerst vind”, zei hij. “Het is zeker dat we nooit zullen verhongeren zolang we zo’n sprookjestaart hebben.” Toen vertelde hij haar hoe hij eraan kwam.

“Misschien”, merkte Anna op, “had de kleine oude man je kunnen vertellen waarom je vlieger niet wilde vliegen.”

“Misschien zou hij dat kunnen”, zei Tom, “maar ik heb er niet aan gedacht het hem te vragen. In plaats daarvan vragen we het aan de volgende persoon die we tegenkomen.”

Toen ze om zich heen keken naar de vlieger, was die nergens te bekennen. De maan kwam achter een wolk vandaan en hielp hen zoveel als ze kon maar hoewel ze lang zochten, konden ze de vlieger niet vinden.

“Misschien ben ik in slaap gevallen terwijl jij weg was”, zei Anna, “en heeft iemand de vlieger meegenomen. Maar ik dacht wel dat ik wakker was.”

“Je was wakker. Het is niet jouw schuld”, riep een stem uit de heg. Natuurlijk zou niemand anders dan een elf verschijnen, precies op tijd om het juiste te zeggen. Dus de kinderen waren helemaal niet verrast toen een elf uit de heg kwam tuimelen.

“Weet jij waar de vlieger is gebleven?”, vroegen de kinderen.

“Kijk naar boven en je zult het zien”, antwoordde de elf, wijzend naar de lucht.

De lucht was bedekt duizenden sterren, allemaal fonkelend rond de maan, precies zoals Anna ze op de vlieger had geschilderd. Eén van hen was anders dan alle anderen. Deze ster had een lange heldere staart die glinsterde als een kerstboom-versiering en vloog met zo’n snelheid door de lucht dat de rest van de sterren zo goed mogelijk uit de weg moest gaan. De meeste mensen die op die avond uit hun raam keken, dachten dat ze een komeet zagen maar Tom en Anna wisten wel beter!

“O wat mooi”, riepen ze, opgewonden in hun handen klappend. “Daar is onze vlieger, en hij vliegt toch naar de maan!”

“Daar bestaat geen twijfel over”, zei de elf.

“Maar waarom is hij vanmiddag niet naar de maan gevlogen, terwijl alle andere jongens toekeken?”, vroeg Tom.

“Omdat er natuurlijk geen maan was om naar toe te vliegen”, antwoordde de elf.

“Als ik er de zon op had geschilderd in plaats van de maan, was hij vanmiddag wel weggevlogen”, riep Anna uit.

“Je hebt gelijk”, zei de elf. “Waarom heb je de maan geschilderd?”

“Nou, zie je, de maan is zo mooi en gemakkelijk”, legde Anna uit. “Je hoeft alleen maar een cirkel te tekenen om het grootste bord die je kunt vinden en dan haal je het bord weg, en je schildert de ogen, de neus en de mond, en dan ben je klaar.”

“Willen jullie naar de maan?”, vroeg de elf.

Anna keek om zich heen. Tom staarde nog steeds omhoog naar de ster met de lange staart, die zoveel opschudding veroorzaakte in de lucht. Op dat moment bereikte de vlieger de maan en ging er met een grote plons recht in.

“Ja heel graag”, zei Tom tegen de elf, “het is niet de maan die we willen, het is de vlieger. En de vlieger is naar de maan gegaan, ik wou dat hij had gewacht om mij mee te nemen.”

“Ik breng jullie graag naar de maan. Ik zal onmiddellijk een komeet roepen”, zei de elf. Hij bracht zijn vingers naar zijn mond en blies op een fluitje dat lang genoeg was om de hemel te bereiken. En er dook meteen een grote glanzende komeet naar beneden. De kinderen klommen op zijn brede glinsterende staart en hielden elkaar stevig vast.

De elf nam het stuur en toen vlogen ze in een snel tempo omhoog, dwars door de prachtige blauwe duisternis die zich overal om hen heen uitstrekte. Het werd lichter en lichter naarmate ze dichterbij de maan kwamen. En er waren minder sterren, want sterren schijnen het liefst op een plek waar ze gezien kunnen worden. De elf landde met de komeet op de maan. De kinderen waren verbaasd! De maan was prachtig. Tom zocht overal naar zijn vlieger. Toen botste er bijna iets tegen hen aan.

“Waarom kijk je niet waar je heen gaat?”, vroeg de vlieger. En de komeet maakte een snauwende opmerking terug. Ze stonden op het punt om echt ruzie te krijgen, toen iemand zei: “Stop nu met dit gekibbel!”

“Oh Oh!”, mompelde de elf. “Dat had ik al verwacht. Tot ziens, kinderen, ik ben vertrokken!” En met zijn handen naar beneden wijzend, nam hij een duik vanaf de top van de komeet en verdween in de richting van de sterren. Toen zagen Tom en Anna een lange gestalte, zo wit en delicaat en glinsterend als het licht dat hem omringde.

“Is het… kan het de Man zijn die in de maan woont?”, fluisterde Anna.

Toen kwam de gedaante dichterbij en ze zagen dat het een wonderbaarlijke, mysterieus ogende, witte heksenvrouw was. “Ik ben de Vrouw van de Maan”, zei ze met heldere, kille stem. “Sneeuw en stilte en ruimte zijn overal waar ik ga. Als ik lach, maak ik de hele wereld mooi, maar mijn glimlach haalt de kleur weg van de bloemen en de rimpeling weg van het water en het haalt de warmte weg van de zon.”

Ze keek om zich heen en haar oog viel op Toms vlieger. “Wat doet dat schepsel in mijn land?”, vroeg ze streng.

“Het is mijn vlieger. Ik heb hem helemaal zelf gemaakt, en Anna heeft er de maan en de sterren op geschilderd.”

“Ik ben bang”, zei Anna, “dat de maan niet echt veel op de maan lijkt, maar het was het beste wat ik kon doen met drie soorten verf. De sterren zijn in orde”, voegde ze er bezorgd aan toe. De Vrouw van de Maan glimlachte. “Sterren, inderdaad!” merkte ze op. “Wat maakt het uit hoe de sterren zijn geschilderd? De maan is veel belangrijker, en daar heb je wel een warboel van gemaakt! Wie heeft jullie hier gebracht?”

“De elf heeft ons gebracht”, legde Tom uit. “Hij was hier een minuut geleden, maar hij is net vertrokken. Mag ik alstublieft mijn vlieger meenemen?”, vroeg hij stoutmoedig. “Ik wil de andere jongens en meisjes laten zien dat hij toch naar de maan is gevlogen.”

“Ga, ga alsjeblieft. De dageraad komt eraan en je zult worden opgeslokt door de ondergaande maan”, schreeuwde ze naar hen. “Ga, ga alsjeblieft, nu!”

“Spring, Anna, spring erop!”, schreeuwde Tom. En samen zaten ze bovenop de grootste vlieger van het dorp.

“Nu,” zei Tom tegen zijn vlieger, “breng je ons meteen naar huis!”

De zon scheen fel, en de vogels zongen, en de kinderen lachten op weg naar school, toen Tom en Anna eindelijk thuiskwamen, op de grootste vlieger van het dorp.

“Oh, Oh!”, riepen alle jongens en meisjes en renden in grote opwinding op hen af. “Tom en Anna hebben op de grootste vlieger van het dorp gevlogen! Waar ben je geweest, Tom?”

“Heb ik jullie niet verteld dat mijn vlieger naar de maan zou gaan?”, zei Tom. Toen ging Tom naar huis om te ontbijten maar de vlieger zeilde terug omhoog de lucht in en sindsdien is hij een komeet.


Downloads