Een pot honing was omgegooid en de plakkerige zoetheid vloeide over de tafel. De zoete geur van de honing trok al snel een groot aantal zoemende Vliegen aan.
Ze wachtten niet op een uitnodiging.
Nee ze gingen meteen middenin de honing zitten om zich vol te vreten. Al snel zaten de Vliegen van top tot teen onder de honing. Hun vleugels plakten aan elkaar. Ze konden hun poten niet meer uit de plakkerige massa trekken. En dus stierven ze en gaven hun leven omwille van de smaak van zoetheid.