De Vier Kunstvaardige Broers

Er was eens een arme man, die vier zonen had. Toen ze groot geworden waren, zei hij tegen hen: ‘Lieve kinderen, ik wil dat jullie gaan reizen, want ik heb jullie niets te geven. Leer een handwerk en vind een plek in de wereld.’ Hierop pakten de vier broers ieder hun knapzak, namen afscheid van hun vader en gingen samen de poort uit. Al spoedig kwamen zij aan bij een kruising die naar vier verschillende richtingen liep. ‘Hier zullen we scheiden’, zei de oudste broer. ‘Maar op dezelfde dag over vier jaar zullen wij elkaar hier weer ontmoeten en in de tussentijd zal een ieder op zijn eigen manier zijn geluk beproeven.’

Nu ging ieder zijn eigen weg en de oudste ontmoette een man, die hem vroeg wat zijn voornemen was en waar hij heen ging. ‘Ik wil een handwerk leren’, antwoordde hij. Daarop zei de man: ‘Ga met mij mee en word een dief.’ ‘Nee’, antwoordde de oudste broer. ‘Dat is tegenwoordig geen goed beroep meer, en het einde van het lied, is dat men aan de galg komt.’ ‘O’, zei de man, ‘daar hoef je niet bang voor te zijn. Ik zal u enkel leren om hetgeen te nemen dat geen ander mens krijgen kan en waar niemand achter kan komen.’ De jongeman liet zich overhalen en werd bij zijn leermeester een doortrapte dief. Zo handig, dat niets veilig was voor zijn vlugge vingers.

De tweede broer ontmoette een man die dezelfde vraag aan hem stelde, wat hij in de wereld wilde leren. ‘Ik weet het nog niet’, was zijn antwoord. ‘Ga dan met mij mee en word een sterrenkijker. Er is niets beter dan dit, niets is voor ons verborgen.’ Hij was hier tevreden mee en werd zo’n bekwaam sterrekijker, dat zijn meester hem, toen hij uitgeleerd was en verder wilde gaan, een glas gaf en tegen hem zei: ‘Daar kun je door zien wat er op de aarde en in de hemel gebeurt. Niets kan voor jou verborgen blijven.’

De derde broer ontmoette een jager, die hem met zich meenam, hem onderwees en hem tot een bekwaam jager maakte. Toen hij afscheid nam, gaf zijn meester hem een buks en zei: ‘Deze buks weigert nimmer en je zult er alles mee raken wat je wilt.’

De vierde en jongste broer ontmoette ook een man, die hem aansprak en naar zijn voornemen vroeg. ‘Is het niets voor jou om een snijder te worden?’ ‘Ach nee’, antwoordde hij. ‘Ik zie het niet zitten om van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat gebogen te zitten en naald en draad te hanteren.’ ‘Bij mij leer je een heel andere snijderskunst’, antwoordde de man. Toen liet de jongste broer zich ompraten, ging mee en leerde de kunst. Bij het afscheid gaf zijn meester hem een naald en zei: ‘Met deze naald, kun je alles aan elkaar naaien wat je wilt. Al is het zo week als een ei of zo hard als staal. En zo goed, dat men niet eens de naad kan zien.’

Nadat vier jaren verstreken waren, kwamen de vier broers weer samen op de kruising, verwelkomden elkaar en keerden terug naar hun vader. Zij vertelden over alle avonturen waarop hun vader zei: ‘Ik zal jullie eens op de proef stellen.’ Daarna keek hij omhoog en zei tot de tweede zoon: ‘Boven in de top van de boom is een mussennest. Zeg mij hoeveel eieren erin liggen.’ De sterrekijker nam zijn glas, keek omhoog en zei: ‘Er liggen vijf eieren in het nest.’ Toen zei de vader tegen de oudste. ‘Neem nu de eieren uit het nest zonder dat de vogel die erop zit het merkt.’ De kunstige dief klom in de boom en nam de vijf eieren zonder dat de vogel ook maar iets merkte. Nu nam de vader de eieren, legde ze verspreid over de tafel en zei tegen de jager: ‘Schiet, de eieren nu in één schot alle vijf doormidden.’ De jager nam zijn buks en deed wat zijn vader verlangd had. ‘Nu is het jouw beurt’, zei de vader tot de vierde zoon. ‘Jij moet de eieren en de vogeltjes die erin zitten weer aan elkaar naaien, zonder dat ze schade hebben.’ De snijder nam zijn naald en volbracht dit met genoegen. Toen hij gereed was, legde de dief de eieren weer onopgemerkt onder de vogel.

De vier kunstvaardige broers

‘Ja’, zei de vader tot zijn zoons. ‘Jullie hebben veel goeds geleerd en de tijd goed besteed. Ik weet niet wie de voorkeur verdient. Ik hoop dat jullie spoedig in de gelegenheid zullen komen om te laten zien wat jullie kunnen.’

Niet veel later ontstond er grote onrust in het land omdat de prinses door een draak werd ontvoerd. De koning was hier hevig door gekweld en maakte bekend dat degene die de prinses terugbracht met haar mocht trouwen. De vier broers zeiden: ‘Dit is een mooie gelegenheid om te laten zien wat we kunnen’, en ze besloten de dochter te bevrijden.

‘Waar zij is, zal ik zeer spoedig weten’, zei de sterrekijker. Hij keek door zijn glas en zei: ‘Ik zie haar. Zij zit ver van hier op een rots midden in de zee met de draak die op haar past.’ Hierop gingen zij naar de koning en vroegen om een schip. Toen zij bij de plaats aankwamen, zat de prinses op de rots en lag de draak op haar schoot te slapen. De jager zei: ‘Ik durf hem niet te schieten, want dan raak ik misschien de prinses.’ ‘Dan zal ik mijn geluk beproeven’, zei de dief, en hij stal haar onder de draak weg. Hij deed dit zo stil en behendig dat de draak niets merkte en vast doorsnurkte. Nu spoedden zij zich, zeer verheugd met haar op het schip en gingen de zee op. Maar de draak die ondertussen wakker geworden was, kwam woedend achter hen aan.

Toen de draak boven het schip was en aan wilde vallen, schoot de jager hem midden door het hart zodat de draak dood neerviel. Het beest was echter zo groot, dat het door de val het gehele schip verbrijzelde en de broers zich ternauwernood nog aan een paar planken konden vasthouden. De snijder nam spoedig zijn wondernaald, naaide met een paar steken de planken aan elkaar, verzamelde de overige stukken en naaide alles zo behendig aaneen, dat het schip spoedig weer op zee kon en zij veilig naar huis konden varen.

de vier kunstvaardige broers sprookje

De koning was zeer verheugd toen zijn dochter werd teruggebracht en zei: ‘Eén van u zal haar tot vrouw hebben, maar wie, dat moeten jullie onderling beslissen.’ Toen ontstond er een ruzie onder de vier broers. De sterrekijker zei: ‘Had ik de prinses niet gezien, dan waren al uw kunsten vergeefs geweest. Daarom behoort zij aan mij.’ De dief zei: ‘Dat had niets geholpen, als ik haar niet onder de draak weggenomen had. Daarom is zij voor mij.’ De jager zei: ‘Jullie zouden allen door de draak verscheurd zijn, als ik haar niet had gedood. Daarom is zij voor mij.’ De snijder zei: ‘Als het schip niet door mijn kunst gerepareerd was, dan zouden jullie allen verdronken zijn. Daarom behoort zij aan mij.’

de vier kunstvaardige broers grimm

De koning hoorde dit en zei: ‘Jullie hebben allen gelijk. En daar mijn dochter niet met alle vier tegelijk kan trouwen, zal geen van jullie met haar trouwen. Maar ik zal jullie allen wel een groot stuk land als beloning geven.’ Hierop zeiden de broers: ‘Dat is beter, dan dat wij onderling ruzie maken.’

Hierop kregen de broers hun land en zij leefden samen met hun vader nog lang en gelukkig.


Downloads