De Rozenboom

Er was eens een goede man met twee kinderen: een meisje van zijn eerste vrouw en een jongetje van zijn tweede vrouw. Het meisje was spierwit, had lippen als kersen en prachtig gouden haar dat tot de grond kwam. Haar broertje hield zielsveel van haar, maar de slechte stiefmoeder haatte haar. ‘Kind’, zei de stiefmoeder op een dag, ‘ga naar de winkel en koop een stel kaarsen voor me.’

Ze gaf haar het geld en het meisje ging op pad om kaarsen te kopen. Op de terugweg was er een steile heuvel en ze legde de kaarsen even neer om eroverheen te komen. Net op dat moment kwam er een hond aanrennen die de kaarsen pakte en wegrende. Ze keerde daarom terug naar de winkel en haalde een tweede set kaarsen. Opnieuw moest ze de kaarsen even neerleggen op de heuvel en weer nam een hond ze mee. En ook de derde keer gebeurde er precies hetzelfde.

Het meisje keerde huilend terug naar huis en vertelde haar stiefmoeder wat er was gebeurd. De stiefmoeder was woest, het geld was op en er waren geen kaarsen, maar ze deed net alsof ze het niet erg vond. ‘Kom, leg je hoofd op mijn schoot, dan kam ik je haar’, zei de stiefmoeder. Toen het meisje ging liggen, werd de stiefmoeder jaloers door haar prachtige haren en zei tegen het meisje: ‘Pak even een stuk hout. Met deze kam lukt het niet om je klitten eruit te halen.’ Het meisje pakte het hout en even later zei de stiefmoeder: ‘Pak even een bijl. Ook met het stuk hout lukt het niet.’

Het meisje bracht de bijl en ging weer liggen. Hierop pakte de boze stiefmoeder de bijl, hakte haar gouden haren af en begon duivels te lachen. Daarna pakte ze het hart van het meisje af en kookte het in een pan. Onwetend proefde haar man de maaltijd en schudde afkeurend zijn hoofd. Het broertje had door wat er in de pan zat en weigerde iets te eten. Toen de stiefmoeder even niet oplette, pakte hij het eten, stopte het hart van het meisje in een doosje en begroef het huilend onder de rozenboom.

sprookje de rozenboom

Op een voorjaarsdag begon de rozenboom schitterend te bloeien en op één van de bloemen zat een witte vogel met een hemels stemgeluid. Het vogeltje zong en zong en zong en vloog op een gegeven moment naar de schoenmaker en begon ook daar te zingen:

‘Mijn valse stiefmoeder doodde mij,
Mijn lieve vader at mij,
Mijn kleine broertje van wie ik hou,
Zit beneden, oh zo trouw,’’

‘Bravo!’, zei de schoenmaker. ‘Zing dat nog eens als je wilt?’ ‘Als je mij eerst die mooie rode schoenen geeft die je maakt’, antwoordde het vogeltje. De schoenmaker gaf de schoenen en de vogel begon opnieuw te zingen, waarna hij naar de horlogemaker vloog en opnieuw zong:

‘Mijn valse stiefmoeder doodde mij,
Mijn lieve vader at mij,
Mijn kleine broertje van wie ik hou,
Zit beneden, oh zo trouw’

‘Wat een prachtige lied. Zing dat nog eens, lieve vogel’, vroeg de horlogemaker. ‘Als je mij dat prachtige gouden horloge geeft, dan zal ik dat doen’, zei de vogel. De juwelier gaf het horloge en de vogel vloog, na het lied opnieuw gezongen te hebben, door naar de molen. Hier waren drie molenaars bezig om een grote molensteen te hakken. Het vogeltje begon opnieuw te zingen

‘Mijn valse stiefmoeder doodde mij,
Mijn lieve vader at mij,
Mijn kleine broertje van wie ik hou,
Zit beneden, oh zo trouw’

Alle drie de mannen legden het werk neer en jubelden: ‘Oh, wat een prachtig lied! Zing het nog eens, lieve vogel.’ ‘Als jullie de molensteen om mijn nek binden, dan zal ik het doen’, zei de vogel. De mannen deden dit en na het lied opnieuw gezongen te hebben, vloog de vogel met de rode schoentjes, het horloge, de ketting en de molensteen naar huis.

Het vogeltje rammelde met de molensteen tegen het huis en de stiefmoeder zei: ‘Het dondert.’ Toen rende de kleine jongen naar buiten om het onweer te zien en de vogel wierp de rode schoenen voor zijn voeten. Daarna rammelde het vogeltje opnieuw met de molensteen tegen het huis. Hierop rende de vader naar buiten en het gouden horloge viel zo om zijn pols.

Vader en zoon renden lachend naar binnen en zeiden: ‘Kijk eens wat de donder ons gebracht heeft!’ Toen rammelde de vogel voor een derde keer tegen het huis en de stiefmoeder zei: ‘Het onweert weer. Misschien is er ook iets voor mij’, en ze rende naar buiten. Op het moment dat ze de deur uitstapte, liet de vogel de molensteen vallen en werd de stiefmoeder geplet.


Downloads