Een Duif zag een Mier in een beek vallen. De Mier worstelde tevergeefs om de oever te bereiken, en uit medelijden liet de Duif een strohalm vlak naast de Mier in het water vallen. De Mier klampte zich vast aan het stro, als een schipbreukeling aan een gebroken stuk hout, en dreef veilig naar de kust.
Kort daarna zag de Mier een man die zich klaarmaakte om de Duif met een steen te doden. Maar net toen hij de steen wierp, prikte de Mier hem in de hiel, zodat hij door de pijn zijn doel miste, en de geschrokken Duif vloog naar de veiligheid, in een ver bos.