De Kerst Maskerade

Het was kerstavond. De burgemeester had drie maanden geleden posters in de stad laten ophangen met een oproep aan alle kinderen in de stad om naar zijn gekostumeerd kerstfeest te komen.

De burgemeester had beloofd de kosten te vergoeden voor alle arme kinderen van wie de ouders niet in staat waren te betalen.

De posters hingen nog geen week, of er verscheen een nieuwe winkelier in de stad. Het werd al gauw duidelijk dat deze winkelier zijn zaak goed op orde had. Zijn kostuums waren voortreffelijk. De man zelf was een kleine kerel met wangen zo rood als rozen. Hij droeg een witte pruik met lange krullen en een pak van rood fluweel. Hij zat op een hoge kruk achter zijn toonbank en hielp zijn klanten zelf. Een bediende had hij niet.

Het duurde niet lang voordat de kinderen ontdekten wat voor moois hij had en hoe superieur zijn kostuums waren ten opzichte van de andere winkeliers. De klanten stroomden zijn winkel binnen, van de burgemeestersdochter tot de kinderen van het armenhuis.

Het viel op dat de rijke kinderen veel voor kostuums kozen met betrekking tot het eenvoudige leven, zoals het kostuum van een ganzenhoedster of boerin. De arme kinderen grepen hun kans om voor een paar uur een prinses of fee te zijn.

Op kerstavond vulde het huis van de burgemeester zich met verklede kinderen. En het was wonderbaarlijk hoe levensecht het allemaal leek. De kleine feeën in hun korte rokjes van zijden gaas en hun ragfijne vleugels leken daadwerkelijk op magische toverwezens. Je kon je echt niet meer voorstellen dat het de dochter van de werkster was of het zoontje van de wasvrouw.

verhaal de kerst maskerade

De dochter van de burgemeester had gekozen voor een kostuum van een ganzenhoedster. Ook zij was amper herkenbaar. Ze was normaal gesproken een slanke, sierlijke jonge dame die nogal lang was voor haar leeftijd. Nu zag ze wat gehavend uit, alsof ze gewend was om bij alle weersomstandigheden ganzen te hoeden. En zo was het met alle andere kinderen. De Roodkapjes keken met grote angstige ogen om hen heen op hun hoede voor de komst van de wolf. De prinsessen hielden hun gekroonde hoofden hoog en lieten anderen moeiteloos geloven dat ze echte prinsessen waren.

De kinderen vermaakten zich als nooit tevoren. De burgemeester keek vanaf zijn dinertafel tevreden toe. Naast hem zat zijn mooie, oudste dochter, Violetta. Ze droeg een witte jurk en een mutsje van blauwe viooltjes.

Na het avondmaal vertrok iedereen voldaan naar huis. Maar kort daarna gebeurde er iets vreemds. Toen de trotse ouders thuis probeerden de kleding van de kinderen los te knopen, lukte het hen niet. De knopen knoopten zich net zo snel weer dicht als ze waren losgemaakt. Het maakte de ouders angstig, maar de kinderen waren zo moe dat ze met kostuum aan hun bed in klommen. De ouders dachten dat ze ’s ochtends misschien meer geluk zouden hebben.

Maar de volgende dag verspreidde zich om twaalf uur een grote golf van alarm over de stad. Het bleek dat niemand in staat was de kostuums van de kinderen uit te trekken. En dat was niet het ergste: elk van de kinderen leek in werkelijkheid het personage te zijn geworden van het kostuum dat hij of zij droeg. De burgemeestersdochter stond erop dat ze haar ganzen in de wei ging hoeden. De prinsessen eisten een terugkeer naar hun kasteel. Roodkapje snikte dat ze haar mand naar haar oma moest brengen.

De ouders waren in rep en roer. Ze verzamelden zich bij de winkel van de nieuwe winkelier, want iedereen dacht dat hij verantwoordelijk was voor wat er gebeurde.

De winkel was gesloten en de winkelier was met al zijn spullen verdwenen.

De burgemeester riep de wethouders bijeen voor een spoedberaad. Ze stelden voor zich te laten adviseren door de Wijze Vrouw. Zo werd de oude vrouw genoemd die in haar eentje samen met een zwarte kat woonde in een kleine hut aan de rand van de stad. Ze was erg oud en ze had een groot aantal kinderen grootgebracht. Daarom werd ze in de stad als opmerkelijk wijs gezien.

Dus gingen de wethouders bij haar op bezoek. Maar de vrouw was inmiddels zo doof geworden, dat ze helemaal niet hoorde en begreep wat de wethouders van haar wilden. De enige die een groot volume in haar stem had, was de hoogste sopraanzangeres in het kerkkoor. Dus haalden de wethouders de sopraanzangeres op en brachten haar naar de wijze vrouw.

De sopraanzangeres zong het hele verhaal dicht bij het oor van de wijze vrouw en deze hoorde daarmee elk woord.

‘Ga naar huis en geef iedereen een lepel wonderolie,’ luidde het advies van de wijze vrouw.

Direct daarna trokken de wethouders gewapend met een fles wonderolie door de stad om iedereen daar een lepel van te geven. Maar het deed weinig goeds. De kinderen protesteerden luid toen ze gedwongen werden de vieze wonderolie in te nemen. En nog geen twee minuten later huilden de schoorsteenvegers om hun bezems, de ganzenhoedster om haar ganzen, de prinsessen om hun kasteel.

De burgemeester en de wethouders waren zeer verontwaardigd en gingen met de sopraanzangeres naar het huis van de wijze, oude vrouw. ‘Je bent een bedriegster,’ zei een van de wethouders,’ en daarom verzoeken wij je dringend je huis en de stad te verlaten.’ De zwarte kat begon te blazen en te miauwen. De oude vrouw sprak een spreuk en in plaats van die ene kat, stonden er opeens honderdvijfentwintig katten te blazen en te miauwen. De burgemeester en de wethouders maakten zich snel uit de voeten. Tegen zoveel kattengeweld was niet op te boksen.

De winter kwam en de toestand in de stad verergerde. Er werden artsen geraadpleegd en zelfs de politie werd erbij gehaald. Niemand kon de kinderen helpen.

Violetta, de oudste dochter van de burgemeester dacht ineens aan de kersenman. Hij woonde ver buiten de stad, maar ze kende hem als een slimme jongen. Hij verzorgde kersenbomen en bracht zijn kersen naar de stad om ze daar te verkopen. Ze vond het niet alleen een hele knappe jongen, hij was ook charmant en galant. Misschien zou hij kunnen helpen? Dus op een dag zocht ze hem op en vertelde hem het hele verhaal.

‘Hoe ziet die winkelier eruit?’ vroeg hij respectvol. Hij vond Violette de mooiste dame op aarde.

Violetta beschreef de winkelier.

‘Ik weet waar hij is!’ zei de kersenman. ‘Hij woont in een van mijn kersenbomen en wil niet naar beneden komen.’

Toen rende Violetta naar haar vader. De burgemeester riep daarna de wethouders bijeen om naar de kersenboom te vertrekken. Daar aangekomen, zagen ze inderdaad de winkelier zitten op een van de hoge takken in de boom. Wat ze ook probeerden, ze kregen de man niet uit de boom. Ook toen ze de boom wilden omhakken, lukte hen dat niet.

De winkelier zat rechtop in de boom kersen te eten. Tot het moment dat hij rechtop op een van de takken ging staan en sprak tot de mensen: ‘Ik zal jullie stad verlossen en de kostuums mogen verwijderd worden. Maar wel op twee voorwaarden.’

De burgemeester zei: ‘Goed, laat maar horen.’

De winkelier zei: ‘Dit feest wat je gegeven hebt, voor zowel de rijken als de armen, was een prima idee. Ik voorzie alleen dat het bij deze ene keer blijft, misschien nog een keer of twee. Je opvolgers zullen er waarschijnlijk niet mee doorgaan. Daarom wil ik dat er een wet komt, waarbij geregeld wordt dat alle arme kinderen elke kerst een sok, gevuld met de mooiste cadeaus ontvangen.’

De burgemeester beloofde dat die wet er zou komen. ‘En wat is je tweede voorwaarde?’ vroeg hij.

‘De tweede voorwaarde,’ zei de winkelier, ‘is dat deze goede kersenman zal trouwen met je oudste dochter Violetta. Hij is aardig voor me geweest. Hij liet me in zijn kersenboom wonen en zijn kersen eten. Ik wil hem daarvoor belonen.’

In eerste instantie was de burgemeester het hier niet mee eens, maar zijn verlangen zijn jongste dochter weer terug in haar eigen ik te brengen, was te groot.

Thuisgekomen, werden alle kinderen verlost van hun kostuum. De wet voor het vullen van de kous met kerst werd plechtig ingediend en akkoord bevonden en zo ook elk jaar nageleefd.

Violetta en de kersenman wilden graag met elkaar trouwen. Alle kinderen kwamen naar het huwelijk en strooiden bloemen op hun pad. De winkelier was de avond ervoor op mysterieuze wijze uit de kersenboom verdwenen. Maar hij had aan de voet van de boom een paar mooie huwelijksgeschenken achtergelaten: een zilveren bestek en een porseleinen servies, voorzien van een handbeschilderd kersenmotief.


Downloads