De Kat, de Haan en de jonge Muis

Een heel jonge Muis, die nog nooit iets van de wereld had gezien, kreeg bijna verdriet toen hij zich voor het eerst de wereld in waagde. En dit is het verhaal dat hij zijn moeder vertelde over zijn avonturen.

“Ik liep heel vredig voort toen ik, net toen ik de hoek omsloeg naar de volgende tuin, twee vreemde wezens zag. Je had ze eens moeten zien.”

“Bovenop zijn hoofd en voor zijn nek hingen stukjes rauw rood vlees. Hij liep rusteloos rond, scheurde met zijn tenen over de grond en sloeg woest met zijn armen tegen zijn zijden. Op het moment dat hij mij in het oog kreeg, opende hij zijn spitse mond alsof hij me wilde opslokken, en toen stootte hij een doordringend gebrul uit dat me bijna doodsbang maakte.”

Kun je raden wie onze jonge Muis aan zijn moeder probeerde te beschrijven? Het was niemand anders dan de Boerenhaan en het eerste wezen dat de kleine Muis ooit had gezien.

“Als dat vreselijke monster er niet was geweest,” ging de Muis verder, “had ik kennis kunnen maken met het andere mooie schepsel, dat er zo goed en zacht uitzag. Hij had een dikke, fluwelen vacht, een zachtmoedig gezicht en was heel bescheiden, hoewel zijn ogen helder en glanzend waren. Terwijl hij naar me keek, zwaaide hij met zijn fijne lange staart en glimlachte.”

“Ik weet zeker dat hij net wat tegen me wilde zeggen toen het monster, waar ik je over heb verteld, een kreet en een schreeuw slaakte en ik rende voor mijn leven.”

“Mijn zoon,” zei de Moedermuis, “dat vriendelijke schepsel dat je zag was niemand minder dan de Kat. Onder zijn vriendelijke voorkomen koestert hij een wrok tegen ieder van ons. Dat andere wezen was niets anders dan een vogel die geen kwaad zou doen, jou al helemaal niet. Wat de Kat betreft, hij eet ons op. Dus wees dankbaar, mijn kind, dat je ontsnapt bent aan de dood. En beoordeel, zolang je leeft, mensen nooit op hun uiterlijk.”


Downloads