Er was eens een bedelaarsvrouw die met haar zoon zomaar wat door het land liep, want ze hadden geen huis om in te wonen. Op een dag zag de zoon een blauwe riem liggen. De jongen wilde de riem graag hebben, maar de moeder verbood het hem omdat ze dacht dat de riem betoverd zou zijn. Toch wist de zoon de riem stiekem te pakken en hij droeg hem verstopt onder zijn hemd. De riem zorgde ervoor dat de jongen zich sterker en sterker begon te voelen.

Op een dag arriveerde de jongen met zijn moeder bij het huis van een trol. De jongen vroeg of ze mochten blijven eten en slapen. De trol vond het goed, want hij zag de moeder wel zitten. Op een dag vroeg hij de moeder of ze wilde blijven, maar dan moesten ze de jongen wel zien kwijt te raken. De moeder stemde erin toe. De trol probeerde op verschillende manieren de jongen te doden. Maar de zoon was zo ontzettend sterk dat hij de trol makkelijk versloeg.

Toen stuurde de trol de jongen naar een plek waar hij opgewacht zou worden door twaalf verschrikkelijke leeuwen die hem zeker zouden verscheuren. Maar de jongen bezat zoveel kracht dat hij direct de grootste en gevaarlijkste leeuw doodde. De overige elf leeuwen hadden daar heel veel respect voor en volgden de jongen. Hij werd hun nieuwe meester. De trol en de moeder schrokken zich kapot toen ze de zoon met elf leeuwen terug zagen. De trol verzon een plan om hem voorgoed kwijt te raken. Hij stuurde de jongen naar zijn twee gevaarlijke broers die hem zeker zouden doden als hij het waagde er een appel uit de boomgaard te eten.

De moeder verzon een list om de zoon naar het kasteel te krijgen. Ze zei: “Luister zoon, ik ben al een tijdje heel erg ziek. Er schijnen appels in de tuin van de broers van de trol te wonen, die zoveel vitamines bevatten dat ik daar beter van zou kunnen worden.”

“Als dat zo is,” zei de zoon, “dan zal ik er enkele voor je plukken.”

Daarna ging de zoon, gevolgd door elf leeuwen naar het kasteel van de broers. Daar ging hij op zijn gemak de appels uit de bomen plukken. De twee trollen werden woest toen ze de jongen hun appels uit de boom zagen halen. Ze veranderden in twee woeste paarden en zo stormden ze op hem af. De leeuwen konden de aanval op hun meester voorkomen en wisten beide trollen te overmeesteren en te doden. De zoon was benieuwd naar het kasteel en ging er naar binnen. Daar trof hij een beeldschoon meisje aan. Ze was een prinses, de dochter van een Arabische koning. De trollen hielden haar in het kasteel gevangen.

Het meisje was onder de indruk van de kracht van de jongen en ze vroeg hem samen met haar in het kasteel te blijven. Ze werden verliefd en ze wilden trouwen. Maar na enige tijd zei de prinses dat ze haar vader wilde zien, want hij zou waarschijnlijk denken dat ze dood was. De zoon bedacht zich op dat moment dat hij helemaal vergeten was de appels naar zijn moeder te brengen.  Ze besloten dat zij terug zou gaan naar Arabië en dat hij met de appels naar zijn moeder zou gaan. Daarna zou hij haar achterna reizen naar het koninkrijk van haar vader om hem toestemming voor het huwelijk te vragen.

Zijn moeder begon te beven als een rietje toen opeens haar zoon weer voor haar stond. Hij gaf haar de appels en ze vroeg zich af hoe het kwam dat haar zoon zo groot en sterk geworden was. Bij het avondeten ging de moeder naast hem zitten en sprak met hem. “Wat ben jij sterk geworden, jongen,” zei ze. “Hoe is dat allemaal zo gekomen? Het is niet zo lang geleden dat ik je overal mee naartoe moest slepen en bijna met alles moest helpen.”

“Ik zal het je vertellen,” zei de zoon. “Het komt allemaal door die blauwe riem die we zagen liggen. Jij verbood het me om hem op te pakken, maar sinds ik hem draag word ik met de dag sterker.”

“En heb je nu de riem om?” vroeg de vrouw.

“Ja, dat heb ik, zei de jongen, en hij liet het haar zien.

Toen, voordat hij haar kon tegenhouden, greep de vrouw de riem vast en rukte hem van hem af, en meteen ging al zijn kracht uit hem, zodat hij hulpeloos tegenover haar stond.

Direct kwam de trol tevoorschijn en beiden bonden ze hem vast in een bootje waarin hij door de hevige stroom werd meegesleurd. Hij zou beslist in het water verdrinken. Maar de leeuwen zwommen achter hem aan. Het bootje spoelde na een tijd aan land en de jongen keerde terug naar het huis van de trol. Hij zag de blauwe riem daar aan een spijker hangen en zo snel hij kon, greep hij de riem en deed hem snel om.

Toen de moeder zag dat hij de riem gevonden had en omgedaan, wist ze dat niets hem tegen zou houden hen te doden en dat gebeurde ook.

Daarna reisde de jongen naar Arabië. Onderweg hoorde hij dat er verhalen de ronde deden dat de prinses van de koning was teruggekeerd nadat ze lange tijd door trollen was gevangen gehouden. De koning was zo bang om haar weer te verliezen dat hij haar had verstopt. Niemand wist waar. Toen iemand haar ten huwelijk kwam vragen, zei de koning dat niemand met haar zou trouwen, met uitzondering van degene die haar kon vinden. Degenen die hierin faalden, zou hij laten doden. En zo hadden vele koningen en prinsen het leven verloren.

Op een dag ontmoette de jongen een man die berenvellen verkocht. De jongen vertelde de verkoper over een plan om samen veel geld te verdienen. “Dit is mijn plan,” zei de jongen. “Ik zal een van die berenvellen aantrekken, en dan maak je een halsband om mijn nek en leid je me door de stad aan een ketting, en ik zal dansen en kunstjes uitvoeren.” Dit plan beviel de man. Dus deed de jongen een berenvel aan, en overal danste en presteerde de jongen op zo’n wonderbaarlijke manier dat de mensen verbaasd waren.

Na een tijdje hoorde de koning dat er een beest in de stad was, dat niet alleen kon dansen en kunstjes uithalen, maar ook alles kon verstaan ​​wat er tegen hem gezegd werd. De koning werd erg nieuwsgierig en liet man met het dier naar het paleis komen om er op te treden. En de koning was zeer onder de indruk van de voorstelling en nodigde de man en de beer uit die nacht in het paleis te overnachten. Ze kregen ieder een aparte slaapkamer. In de nacht kwam de koning de denkbeeldige beer ophalen om het dier naar zijn dochter te brengen. Het zou fijn zijn om haar te plezieren, dacht hij.

De jongen keek nauwkeurig onder zijn vermomming wat de exacte weg was naar de prinses. De weg liep door lange gangen en kelders tot ze uitkwamen bij een lange pier met water eromheen. Hier trok de koning aan een touw en kort daarna kwam er een huisje aandrijven. De koning opende het huisje met een sleutel. En daar zat de mooie prinses. De prinses schrok toen de koning binnenkwam. Toen ze de beer zag, bibberde ze van angst. Maar de koning zei dat ze er niet bang voor moest zijn, want het was een zeer getalenteerde beer, en er was geen gevaar. De beer deed kunstjes en ging dansen tot vermaak van de prinses. Toen zei de koning dat hij de beer daar tot de ochtend zou laten, want hij had geen zin om hem op dat uur van de nacht terug te leiden door al die gangen en kelders.

De prinses wilde niet dat de beer bij haar zou blijven en probeerde haar vader over te halen het beest weer mee te nemen. Maar terwijl zij en haar vader aan het praten waren, kroop de beer in een hoek en deed alsof hij ging slapen. Dus toen stemde de prinses ermee in dat het daar mocht blijven, maar ze liet de koning beloven dat hij het morgenochtend vroeg zou komen halen. Toen de koning wegging, de deur achter zich sluitend, stond de beer op en wierp zijn berenvel af en daar zag de prinses haar eigen geliefde echtgenoot voor haar staan. Ze omhelsden elkaar en de jongen vertelde de prinses alles wat er met hem was gebeurd. Ze brachten daarna de nacht samen heel gelukkig door.

Maar bij de vroegste dageraad deed de jongen de huid van de beer weer aan. Toen de koning weer kwam, deed hij alsof nog steeds sliep in zijn hoek, en de prinses lag vredig te slapen tussen haar kussens. De koning pakte de ketting vast van de beer, vroeg hem op te staan en hem te volgen. Vervolgens leidde hij hem het huis uit naar de pier. Daarna bracht de koning de beer terug naar zijn meester en gaf de man een handvol goud als beloning.

De man en de beer verlieten daarna direct het paleis. Aangekomen in het huis waar ze woonden, trok de jongen direct zijn berenvel uit. Het duurde niet lang of hij was terug in het paleis en vroeg of hij de koning mocht spreken, omdat hij de prinses ten huwelijk wilde vragen.

Toen de koning de jongen zag, had hij medelijden met hem omdat hij zo jong en knap was.

“Dit is heel dwaas,” zei hij. ‘Weet je niet hoeveel koningen en edelen het leven hebben verloren bij het zoeken naar de prinses?”

Maar de jongen wilde niet naar hem luisteren, want zijn hart klopte alleen nog maar voor de prinses.

“Goed dan,” zei de koning ten slotte.

Daarop vertrok hij en de koning moest hem volgen. De jongen liep door het paleis langs gangen en kelders tot ze samen uitkwamen bij de lange pier. Daar begon de jongen te trekken aan een touw. Direct daarna kwam het huisje naar de pier drijven.

“En maak nu de deur open,” riep de jongen, “want hier zit de prinses.”

De koning haalde zijn sleutels tevoorschijn, maar het leek alsof hij er de deur niet mee open kreeg.

Toen maakte de jongen een vuist en sloeg met één klap de deur open…. En daar was de prinses.

De prinses stond op en sloeg haar armen om de jongen heen en kuste hem, en ze vertelde haar vader dat de jongen haar ware liefde was die haar had gered van de trollen. En nu hij helemaal hierheen was gekomen om haar te vinden, wilde ze dolgraag met hem trouwen.

Toen de koning dit allemaal hoorde, kon hij niet langer weigeren haar met de jongen te laten trouwen. Hij was heel blij met zijn schoonzoon, die niet alleen heel sterk was, maar ook heel slim. De jongen had hem namelijk ook meteen verteld welke truc hij met hem had uitgehaald.

De prinses en de jongen trouwen en leefden nog heel lang en gelukkig. Ze lieten de elf leeuwen die nog in het huis van de trol woonden bij hen komen. Daar kregen ze een heel park om in rond te dwalen en ze zouden hem en de prinses voor altijd beschermen tegen elk denkbaar gevaar.


Downloads