De volgende ochtend vertelde oom Paul de kinderen over wolken. Ze zaten in de tuin en keken naar de lucht. In een deel van de lucht stapelden zich grote witte wolken op, als bergen katoen. Het zag er prachtig uit.

“Herinner je je nog”,begon hij, “al die mist die op vochtige herfst- en winterochtenden de aarde bedekt met een sluier van grijze rook, de zon verbergt en verhindert dat we een paar stappen voor ons zien?”

“Als je in de lucht keek, zag je zoiets als fijn stof van water zweven”, zei Claire; en Jules voegde eraan toe: “We speelden verstoppertje met Emile in dat soort vochtige rook. We konden elkaar op een steenworp afstand niet zien.”

“Nou”, vervolgde oom Paul, “wolken en mist zijn hetzelfde; alleen mist verspreidt zich om ons heen en je kunt zien wat het is, grijs, vochtig en koud. Terwijl wolken min of meer boven ons blijven en er vaak erg indrukwekkend uitzien. Er zijn er die zo wit zijn als sneeuw, zoals die je daar ziet. Anderen zijn rood of goudkleurig of lijken op vuur. Weer anderen hebben de kleur van as en weer anderen zijn zwart. De kleur verandert van moment tot moment. Bij zonsondergang zie je dat wolken eerst wit zijn, dan rood worden, dan schijnen ze als een stapel sintels, of als een meer van gesmolten goud, en uiteindelijk worden ze dof en grijs of zwart. Dit gebeurt doordat de zon steeds minder op de wolken schijnt als die onder gaat. Het is dus allemaal een kwestie van verlichting door de zon. In werkelijkheid zijn wolken, hoewel ze er geweldig uitzien, gevormd uit een vochtige damp zoals mist. Als je in de buurt van een wolk zou komen, zou je dit zien.”

“Kunnen mensen zo hoog als de wolken komen, oom?” vroeg Emile.

“Zeker. Als je naar de top van een hele hoge berg klimt, heb je vaak wolken onder je voeten.”

“Heb jij weleens wolken onder je gezien?”

“Een paar keer.”

“Dat moet een heel mooi gezicht zijn.”

“Zo mooi dat woorden het niet kunnen uitdrukken. Maar het kan ook een beetje eng zijn als de wolken zich overal om je heen samenpakken. Dan zie je alleen maar mist. Je raakt de weg kwijt; je raakt in de war, je kan op een gevaarlijke plek lopen maar het niet zien, met het risico in een afgrond te vallen. Je verliest de gidsen uit het oog, die de weg kennen en je kunnen behoeden voor een misstap. Nee, het is niet allemaal rozen tussen de wolken.”

“Dus laten we nu net doen alsof we bovenop een met wolken bedekte berg staan. Als de omstandigheden gunstig zijn, is dit wat we zien: Boven ons hoofd de hemel, volkomen helder. De zon schijnt daar. Daar beneden aan onze voeten, bijna in de vlakte, spreidden zich witte wolken uit. De wind veegt ze voor zich uit en drijft ze naar de top. Daar komen ze, rollend en klimmend langs de kant van de berg. Je zou kunnen denken dat het enorme hoeveelheden katoen waren die door een onzichtbare hand de helling op werden geduwd. Af en toe dringt een zonnestraal in hun diepte binnen en geeft ze de schittering van goud en vuur. De prachtige wolken waarachter de zon bij haar ondergaan verdwijnt, zijn rijkelijk gekleurd. Ze klimmen hoger en hoger. Nu rollen ze zich op als een stralend witte band rond de top van de berg en onttrekken ons het zicht op de vlakte. Uiteindelijk zullen de wolken ons omringen. Warme tinten, zachte contouren, opvallende uitzichten, ze zijn allemaal verdwenen. Het is nu alleen nog een donkere mist met vocht, waar we ons depressief van gaan voelen. Een beetje wind om de mistige wolken weg te blazen zou fijn zijn!”

“Wolken zo mooi in de verte, maar het zijn niets anders dan sombere mistvlagen als ze dichtbij zijn. Het schouwspel van de wolken moet je van een eindje af bekijken. Als we in onze nieuwsgierigheid bepaalde dingen te nauwkeurig willen onderzoeken, vinden we ze soms bedrieglijk. De wonderen van de wolken zijn slechts schijn, een illusie van licht; maar onder deze illusie is wel de regen verborgen. De grijze damp van de wolken bezorgt ons regen. Dat is de belangrijkste taak van wolken.”

“De hoogte van wolken is erg variabel en is over het algemeen minder dan je zou denken. Er zijn wolken die traag over de grond slepen; zij zijn de mist. Er zijn anderen die zich vastklampen aan de zijkanten van matig hoge bergen, en anderen die de toppen bekronen. Het gebied waar ze vaak voorkomen, ligt op een hoogte variërend van 500 tot 1500 meter. In sommige vrij zeldzame gevallen stijgen ze tot bijna 20 kilometer. Daarboven gaan wolken nooit, dondert het nooit, en sneeuw, hagel en regen vormen zich daar nooit.”

“Die wolken hoog in de lucht worden ‘cirrus’ genoemd, die zien er uit als lichte vlokken krullende wol. Ze zijn de hoogste van alle wolken. Ze zijn vaak 4 kilometer hoog. Wanneer cirruswolken klein en rond zijn en in grote aantallen dichtbij elkaar staan, zodat ze op een kudde schapen lijken, wordt de aldus bedekte lucht gevlekt genoemd. Het is meestal een teken dat het weer gaat veranderen.”

“De naam ‘cumulus’ wordt gegeven aan die grote witte wolken met ronde contouren die zich tijdens de hitte van de zomer opstapelen als immense bergen watten. Hun verschijning voorspelt een storm.”

“Dus de wolken die we daar naast de bergen zien”, vroeg Jules, “zijn stapelwolken? Ze zien eruit als stapels katoen. Zullen ze ons een storm bezorgen?”

“Ik denk het niet. De wind drijft ze in een andere richting. De storm vindt altijd plaats in de buurt van de wolken. Daar! Hoor je dat!”

Een plotseling licht flitste zojuist door de zwermen stapelwolken. Na een tijdje bereikt het geluid van de donder hen, maar verzwakt door de afstand. Vragen kwamen snel over de lippen van Jules en Claire: “Waarom regent het daar en niet hier? Waarom komt het geluid van de donder na de bliksem? Waarom-“

“Daar gaan we het allemaal nog over hebben”, zei oom Paul. “Maar laten we eerst de andere vormen van wolken leren kennen. ‘Stratus’ zijn wolken die bij zonsopgang of zonsondergang in onregelmatige banden aan de horizon zijn geplaatst. Het zijn wolken die in het vervagende daglicht, vooral in de herfst, de gloeiende tinten van gesmolten metaal en vlammen aannemen. De rode stratus van de ochtend wordt gevolgd door regen of wind.”

“Tot slot geven we de naam ‘nimbus’ aan een massa donkere wolken van een uniform grijs, zo dicht opeengepakt dat het onmogelijk is om de ene wolk van de andere te onderscheiden. Deze wolken lossen over het algemeen op in regen. Van een afstand gezien zien ze er vaak uit als brede strepen die zich in een rechte lijn van de hemel naar de aarde uitstrekken. Het zijn regensporen.”

“En nu kunnen jullie je vragen stellen.”


Downloads