Richard en Blondel

In een sombere gevangenis, in een vreemd land, was Richard I, koning van Engeland, gevangen. Hij was met enkele andere koningen naar een grote oorlog in het Heilige Land geweest, waar hij veldslagen had gewonnen, steden had ingenomen en veel eer had verworven. Mannen noemden hem Richard Leeuwenhart, omdat hij zo dapper was als een leeuw in de strijd, en zijn soldaten hielden van hem en zouden hem volgen in elk gevaar. Eén sterke stad, Acre genaamd, hield bijna twee jaar stand tegen de legers van de andere koningen, maar toen Richard arriveerde, bezweek ze bijna onmiddellijk.

Vanwege zijn moed en zijn vele overwinningen prezen alle mannen koning Richard, en dit zorgde ervoor dat sommigen van de andere koningen hem haatten, want ze waren jaloers dat hij meer eer kreeg dan zij. Toen hij op de terugweg was naar Engeland, ontvoerde een van deze jaloerse mannen hem in het geheim en wierp hem in de gevangenis.

En nu kon de arme Richard niet meer vechten, noch kon hij de blauwe lucht zien, en de groene velden waar hij van hield. Op een dag, terwijl hij verdrietig en eenzaam in zijn gevangenis zat, hoorde hij een stem zingen, onder het raam. “Wacht eens,” zei hij, “dat is de stem van mijn oude vriend Blondel, en dat is het lied dat we vroeger samen zongen.” Toen het lied afgelopen was, zong de koning het nog eens zachtjes. Toen klonk er een blije kreet van de man buiten, en Richard wist dat het inderdaad zijn vriend was.

Blondel had vele dagen gereisd op zoek naar zijn verloren meester. Nu haastte hij zich naar Engeland en vertelde de mensen waar ze hun koning konden vinden, en al snel werd Richard vrijgelaten en ging hij terug naar zijn eigen land.


Downloads