Er was eens een beeldschone koningsdochter. Ze had lang goudkleurig haar en daarom werd ze prinses Goudlokje genoemd.
Een jonge koning in een naburig land had veel over de schoonheid van Goudlokje gehoord. En hoewel hij haar nog nooit in het echt gezien had, was hij smoorverliefd op haar. Daarom stuurde hij zijn ambassadeur naar Goudlokje om haar ten huwelijk te vragen. Maar de prinses had er geen oren naar, dus weigerde ze het huwelijksaanzoek en stuurde ze de ambassadeur terug. Toen de ambassadeur de koning het slechte nieuws van de afwijzing bracht, was de koning ontroostbaar.
Nu was er aan het hof een jonge man genaamd Charmant, die knapper en begaafder was dan wie dan ook in het koninkrijk. Iedereen was dol op hem, maar er waren ook jaloerse mensen die het vervelend vonden dat de koning goed bevriend met hem was.
Op een dag hoorde Charmant die jaloerse mensen praten over de afwijzing van de prinses. Zonder veel na te denken, zei Charmant: “Als de koning mij naar prinses Goudlokje had gestuurd, weet ik zeker dat ze met mij terug zou zijn gekomen.”
Ze renden regelrecht naar de koning en zeiden: “Majesteit, wat denkt u dat Charmant heeft gezegd? Dat als hij naar prinses Goudlokje was gestuurd, hij haar mee terug zou hebben genomen. Hij denkt dat hij knapper is dan jij, en dat ze zo verliefd op hem zou zijn geworden dat ze hem overal zou zijn gevolgd.”
De koning was woedend en liet Charmant opsluiten in zijn grote toren.
Op een dag, toen Charmant wanhopig riep: “Wat kan ik hebben gedaan om de koning te beledigen? Ik heb hem nooit kwaad gedaan!” kwam de koning juist voorbij gelopen. Hij opende de torendeur en Charmant wierp zich aan de voeten van de koning en zei: “Wat heb ik gedaan om deze wrede behandeling te verdienen?”
“Je bespotte mij en mijn ambassadeur”, zei de koning. “Je zei dat als prinses Goudlokje jou had laten halen, je haar meegebracht zou hebben.”
“Dat klopt,” antwoordde Charmant. “Ik had haar zoveel goede dingen over jou willen vertellen dat ze je niet had kunnen weigeren. Maar ik begrijp niet waarom dit als een slechte daad wordt gezien.”
De koning begreep dat hij de woorden van Charmant verkeerd had opgevat en kreeg veel spijt over het onrecht dat hij zijn vriend had aangedaan. Dus vroeg de koning Charmant of hij nog steeds voor hem als ambassadeur naar prinses Goudlokje wilde gaan om haar voor hem ten huwelijk te vragen. Charmant wilde dat graag voor zijn koning doen.
De volgende ochtend vertrok Charmant op zijn paard.
Op een ochtend stopte hij bij een beekje. Daar zag hij een grote gouden karper liggen, op het gras. De vis lag naar adem te happen. Hij was te ver uit het water gesprongen toen hij achter een vlieg aanzat. En nu lag hij bijna dood te gaan op de oever. Charmant pakte de vis voorzichtig op en legde hem terug in de stroming van het beekje. De vis zwom vrolijk terug naar de oever, waar hij tegen Charmant zei: “Dank je wel. Je hebt mijn leven gered. Op een dag zal ik je voor je goede daad belonen.”
De volgende dag trof Charmant een raaf in grote nood. De vogel werd achtervolgd door een grote arend. Charmant pakte zijn pijl en boog en schoot de arend neer. De raaf nam opgelucht plaats op een tak, en zei: “Charmant, dat was erg vriendelijk van je. Ik zal niet ondankbaar zijn. Op een dag zal ik je terugbetalen.”
Kort daarna, in de nacht, toen het zo donker was dat hij nauwelijks de weg kon zien, hoorde hij een uil schreeuwen. Hij vond een uil, verstrikt in een jagersnet. Charmant pakte zijn mes en sneed het net door, zodat de uil kon ontsnappen.
“Charmant”, sprak de uil. “Ik ben je dankbaar dat je me gered hebt en ik niet hoef te sterven. Op een dag zal ik jou terug betalen.”
Charmant had mooie kleding meegenomen die hij met zorg aantrok voordat hij zich naar het paleis begaf. Hij droeg een hondje onder zijn arm dat hij onderweg had gekocht.
“Charmant”, herhaalde de prinses toen ze verteld werd over zijn komst. “De naam belooft veel goeds. Ik weet zeker dat hij knap is en dat iedereen van hem houdt.”
“Inderdaad, dat is waar”, zeiden al haar hofdames tegelijk. “Wij zagen hem vanuit het raam van de zolderkamer en we konden niets anders doen dan naar hem kijken zolang hij in zicht was.”
“Oh, dat is wat jullie doen de hele dag?”, grapte de prinses. “Uit het raam kijken naar knappe vreemdelingen? Kom, ga mijn mooie blauwe jurk voor me halen en laat iemand mijn haar kammen. Ik wil graag dat hij mij als de schoonheid ziet, zoals er over mij gesproken wordt.”
Charmant werd de troonzaal binnengeleid en was een moment afgeleid door de schoonheid van de prinses. Maar kort daarna vatte hij moed en hield zijn toespraak, waarbij hij de prinses vroeg het huwelijksaanzoek van de koning te accepteren.
“Charmant”, zei de prinses. “Ik zou graag een antwoord willen geven, maar een maand geleden liep ik met mijn hofdames langs de rivier. Toen ik daar mijn handschoen uitdeed, glipte er een ring van mijn vinger en rolde in de rivier. Deze ring is mij kostbaarder dan mijn koninkrijk, en je kunt je voorstellen hoe bedroefd ik was om hem te verliezen. Ik zwoer toen dat ik nooit naar een huwelijksaanzoek zou luisteren, tenzij de ambassadeur me eerst mijn ring terug zou brengen.”
Charmant was zeer verrast door dit antwoord, maar hij maakte een diepe buiging voor de prinses en nam het hondje weer mee terug naar zijn verblijf. Daar ging hij naar bed zonder iets te eten. Zijn kleine hond, die Blij heette, wilde ook niets eten en ging naast hem liggen.
“Hoe zal ik ooit een ring vinden die een maand geleden in de rivier is gevallen?” zuchtte Charmant. “Het heeft geen zin. Ze heeft ervoor gekozen me een taak op te leggen waarvan ze weet dat die onmogelijk zal zijn.”
Blij hoorde hem en zei: “Mijn beste meester, wanhoop niet. Jij hebt altijd geluk. En bovendien ben je te goed om niet gelukkig te zijn. Laten we naar de rivier gaan zodra het dag is.”
De volgende ochtend gingen ze samen naar de rivier, waar hij iemand hoorde roepen: “Charmant! Charmant!”
Het was de gouden karper die hem riep. “Jij hebt mijn leven gered en nu kan ik je terugbetalen. Kijk, hier is de ring van prinses Goudlokje.”
De prinses had nooit gedacht dat het een mogelijkheid zou zijn de ring uit de rivier te vissen. Maar Charmant kwam binnen en gaf haar de ring, en zei: “Prinses, ik heb gedaan wat u wilde. Wilt u nu trouwen met mijn koning?”
“Ik ben zeer verbaasd dat je de ring hebt gevonden”, zei de prinses.
“Ik ben blij dat ik de ring heb gevonden om u te plezieren”, zei Charmant.
“In dat geval”, zei de prinses, “wil ik graag dat je nog iets voor me doet. Anders zal ik nooit trouwen. Ik wil dat je de reus Galifron verslaat, omdat hij erop staat dat wij trouwen. Ik vind hem weerzinwekkend. Dus voordat ik naar jouw huwelijksvoorstel wil luisteren, moet je de reus doden en mij zijn hoofd brengen.”
De prinses hoopte dat het Charmant zou afschrikken, zodat ze het huwelijksaanzoek kon weigeren. Maar Charmant antwoordde: “Goed dan, prinses Goudlokje. Ik zal de reus proberen te verslaan.”
De prinses schrok hiervan. Ze probeerde het uit zijn hoofd te praten, maar het was tevergeefs.
Charmant nam al zijn wapens en de kleine Blij mee op weg naar het land van Galifron. Onderweg daar naartoe hoorden ze de meest verschrikkelijke verhalen over de gemene, slechte reus.
Toen ze bij het kasteel aankwamen, riep Charmant hem. De reus stormde woedend op hem af met een knuppel waarmee hij hem zeker had gedood als op dat moment de raaf niet op het hoofd van de reus was gaan zitten. Hij pikte de reus zijn beide ogen uit, zodat de reus niets meer om zich heen kon zien. Dat gaf Charmant de kans om het hoofd van de reus af te hakken. De raaf, die vlakbij in een boom ging zitten, zei: “Zie je, ik heb je nu geholpen en daarmee heb ik je voor je goede daad terugbetaald.”
In het koninkrijk van prinses Goudlokje werd Charmant als een held ontvangen. “Charmant heeft de reus gedood!” werd er, door het hele land, juichend geroepen.
Charmant bracht het hoofd naar de prinses, en zei: “Prinses, ik heb je vijand gedood. Ik hoop dat je de koning, mijn meester, niet langer zult weigeren.”
“Ik moet wel”, zei Goudlokje, “tenzij je me water kunt brengen uit de Grot van de Duisternis. De grot wordt bewaakt door twee draken. Het water heeft een geweldige kracht voor degenen die er in baden. Als je mooi bent, blijf je dat altijd. Als je jong bent, word je nooit oud. Charmant, je moet weten dat ik mijn koninkrijk echt niet zou kunnen verlaten zonder wat van dit water mee te nemen.”
“Prinses”, zei Charmant, “je bent zo mooi dat je dit water nooit nodig zult hebben. Maar ik zal alles doen voor mijn koning.”
Charmant was vastberaden de taken die de prinses hem had opgedragen te vervullen om zijn koning niet teleur te stellen. De Grot van de Duisternis lag verborgen in een afschuwelijk gevaarlijke rots. Plotseling verscheen een van de vurige draken. Charmant pakte de fles die de prinses hem had meegegeven. Terwijl hij naar de grot liep, zei hij tegen Blij: “Ik weet dat ik zal sterven. Als ik niet meer terugkom, ga dan naar de prinses en vertel haar dat ik ben gestorven in een poging haar wens te vervullen.”
Terwijl hij sprak, hoorde hij een stem die riep: “Charmant, Charmant!”
Toen zag hij een uil in een boom zitten, die zei: “Je hebt mijn leven gered en ik beloofde je terug te betalen. Nu kan ik het. Geef me je fles. Ik ken alle paden door de Grot van de Duisternis en ik zal het water voor je halen.”
Charmant gaf hem de fles en de uil vloog de grot in en kwam in minder dan een kwartier terug met de fles tot de rand gevuld. Charmant bedankte hem uitvoerig en vertrok verheugd naar de stad.
Hij ging regelrecht naar prinses Goudlokje, die niets meer te zeggen had. Ze bedankte Charmant en maakte zich klaar om met hem mee te gaan. Onderweg hadden ze het zo gezellig samen, dat ze soms tegen hem zei: “Waarom hebben we ooit mijn koninkrijk verlaten? Ik had je koning kunnen maken, dan hadden wij samen gelukkig kunnen zijn.”
Maar Charmant antwoordde: “Ik zou het niet kunnen. Ik denk dat je mooier bent dan de zon, maar ik heb het de koning beloofd en ik kan niet anders dan mijn belofte te vervullen.”
In het koninkrijk werd het huwelijk gevierd met grote vreugde. Maar Goudlokje was zo verliefd op Charmant dat ze met de koning niet gelukkig kon zijn. Ze was alleen gelukkig als Charmant bij haar in de buurt was.
De jaloerse vijanden van Charmant viel dat op en ze zeiden tegen de koning: “Je lijkt niet jaloers, maar zie je dan niet hoe de koningin naar Charmant kijkt en zich de hele dag met hem amuseert?”
“Nou, nu ik erover nadenk, geloof ik dat jullie gelijk hebben”, zei de koning. “Laat hem aan handen en voeten worden geketend en gooi hem in de toren.”
En dat gebeurde precies zo. Blij kwam Charmant elke dag troosten en bracht hem al het nieuws.
Toen Goudlokje hoorde wat de koning met Charmant had gedaan, smeekte ze hem om Charmant vrij te laten. De koning begreep hieruit dat ze van Charmant hield en dat maakte hem zo kwaad dat ze begreep dat smeken geen zin meer had.
De koning dacht dat Goudlokje hem misschien niet knap genoeg vond. Dus dacht hij aan het water dat Goudlokje uit de Grot van de Duisternis had gehaald. Het flesje stond op een plank in de kamer van de koningin. Nu was er een dag geweest waarbij een dienstmeisje bij het afstoffen van de plank het flesje per ongeluk had omgestoten, waardoor het gebroken op de grond was gevallen. De koning bezat eenzelfde soort fles, dus hadden ze de fles van de koning ervoor in de plaats neergezet.
Nu was het water in de fles van de koning gevuld met gif. Het werd gebruikt om vijanden van het koninkrijk te vergiftigen.
Dus op een avond nam de koning de fles en baadde zijn gezicht met het water. Toen viel hij in slaap en werd nooit meer wakker.
Blij was de eerste die erachter kwam wat er was gebeurd. Hij rende naar prinses Goudlokje. Samen renden ze regelrecht naar de toren om Charmant te bevrijden. Toen zette Goudlokje een kroon op zijn hoofd en hing een koninklijke mantel om zijn schouders.
Ze zei: “Charmant, ik wil met je trouwen.”
Charmant wierp zich aan haar voeten en bedankte haar.
Iedereen was dolblij dat hij koning zou worden. De bruiloft, die meteen plaatsvond, was de mooiste die men ooit had gezien, en prins Charmant en prinses Goudlokje leefden nog lang en gelukkig!