Koning Bellenblaas woonde in een paleis, bovenop een berg. En weet je wat hij het allerliefste deed? Bellen blazen!!! Hij had hiervoor een speciale bellenblaas-pijp die bellen maakte die nooit kapot gingen.
Eerst blies hij alleen bellen binnen in het paleis maar al gauw raakte dat overvol.
Dus zette hij de ramen en deuren open en blies de bellen naar buiten. Ze landden op de bomen en tussen de bloemen en al gauw was ook de tuin overvol.
Maar Koning Bellenblaas bleef maar blazen en blazen. Hij blies de bellen de berg af, het dal in en ze bereikten de stad, aan de voet van de berg.
Eerst vonden zijn onderdanen de bellen prachtig maar al gauw werden het er veel teveel en leefde iedereen in een grote waas.
Er moest echt een oplossing komen want dit kon zo niet langer. Niemand kon nog iets zien, iedereen botste tegen elkaar op en de mensen konden elkaar ook niet goed meer verstaan. En het ergste van alles was dat sommige mensen alleen nog maar in hun eigen bel leefden en helemaal geen contact meer hadden met de andere mensen.
Er werd een vergadering bijeengeroepen en na lang beraadslagen, werd besloten dat het beter zou zijn als de koning voortaan de bellen omhoog zou blazen, in plaats van naar beneden.
Een paar onderdanen begaven zich naar het paleis, voor overleg met de koning.
Koning Bellenblaas had net een reuzenbel gemaakt en was van plan die ook naar beneden te blazen. Maar toen hij het verzoek hoorde, dacht hij diep na en draaide tenslotte zijn bellenblaas-pijp naar boven en blies zijn reuzenbel richting de wolken.
Dit was een prachtig gezicht en de koning werd zo enthousiast dat hij niets anders meer wilde dan zijn bellen de hemel in blazen!
Zijn onderdanen waren weer blij: ze konden elkaar weer zien, botsten niet meer tegen elkaar op, hoorden elkaar weer en ze leefden weer gezellig samen, in plaats van alleen in hun eigen bel.
En als je goed kijkt, kun je op sommige dagen, aan de hemel, de prachtige kleuren zien van de bellen die Koning Bellenblaas naar boven blaast.