Koning Alfred en de taarten

Toen de goede koning Alfred van Engeland eens moest vluchten voor zijn sterke vijanden de Denen, verstopte hij zich in een bos. In dit bos stond een klein huisje en Alfred vroeg de vrouw, die daar woonde, of hij naar binnen mocht om te rusten.

Nu kende de vrouw de koning niet, maar ze zag dat hij een Engelse soldaat was en dat hij erg moe was, dus liet ze hem binnenkomen en in haar keuken zitten.

Op de haard voor het vuur stonden enkele taarten te bakken. De vrouw vertelde de vreemdeling dat als hij de taarten in de gaten hield en ervoor zorgde dat ze niet aanbrandden, ze hem wat avondeten zou geven. Daarna ging ze weg om haar werk te doen.

Eerst keek koning Alfred heel aandachtig naar de taarten. Toen ze aan de ene kant goed gaar waren, draaide hij de andere kant naar het vuur. Maar na een tijdje begon hij aan zijn land en zijn arme mensen te denken, en daarna vergat hij zijn opdracht helemaal.

Dus toen de vrouw terugkwam, waren de taarten zwart en verbrand. “Jij bent een verwaande kerel,” riep ze boos. “Je zou best bereid zijn om de taarten op te eten, maar je neemt niet de moeite om op te letten of ze niet verbranden.”

Terwijl de vrouw luid liep te schelden, kwam haar man thuis. Hij kende koning Alfred. “Stil, vrouw!” riep hij. “Het is onze edele heer de koning!”

Toen de vrouw dit hoorde, werd ze erg bang, en ze smeekte Alfred om haar te vergeven.

De koning glimlachte en zei: “Ik zal je graag vergeven voor je uitbrander, goede vrouw, als jij mij wilt vergeven dat ik je avondmaal heb bedorven.”


Downloads